Dierenwelzijn moet op de agenda blijven
Minister Adema haalde terecht een streep door de dierenwet, maar het thema dierenwelzijn moet wel op de politieke agenda blijven.
Teleurstellend. Schandalig. Wie partijleider Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren zou vragen terug te blikken op de uitkomst van de stemmingen over de Wet dieren zou als eerste ongetwijfeld woorden van dergelijke strekking te horen krijgen.
Gegeven de ideologie van haar partij valt daar wel in te komen. In 2021 boekte de dierenpartij een even onverwacht als eclatant succes toen de Tweede en de Eerste Kamer onverwacht instemden met een door haar ingediend voorstel dat de eisen voor dierenwelzijn in de intensieve veehouderij fors aanscherpte. Door de tussenkomst van CU-landbouwminister Adema werd die wijziging vorige week echter alsnog teruggedraaid. Jaren later dus, en dat terwijl de stemming over een wet in de Tweede en Eerste Kamer in beginsel toch echt het eindpunt hoort te zijn van het wetgevingsproces.
De wet waar de PvdD op voortborduurde, is al sinds 2013 van kracht en stelt kortweg dat het zonder redelijk doel niet is toegestaan bij een dier pijn of letsel te veroorzaken of het welzijn van het dier te benadelen. Het wijzigingsvoorstel waar de partij in 2021 mee op de proppen kwam, leek ogenschijnlijk niet meer dan een kleine aanvulling daarop. In de kern kwam het erop neer dat de huisvesting van dieren niet langer zou gelden als zo’n redelijk doel. Oftewel: argumenten zoals ”deze inrichting van de stal is nu eenmaal nodig voor een rendabele praktijkvoering” waren plots niet meer valide en zelfs in strijd met de wet.
Dat had echter meer consequenties dan alleen dat boeren moesten stoppen met het couperen van varkensstaarten of het onthoornen van koeien. Het aangenomen voorstel zou boeren verplichten tot een drastische ommezwaai: de biologische landbouw zou voor alle boeren na een kortstondige overgangstermijn de wettelijke standaard worden, zelfs als dat vergaande consequenties zou hebben voor hun verdienmodel.
Alles overziend is het verdedigbaar dat Adema daar niet mee akkoord wilde gaan. Zijn ingreep voorkomt bovendien een reeks juridische processen waarin uiteindelijk de rechter had moeten bepalen hoe de wet in de praktijk moest worden toegepast. Dat scenario, dat gegeven de vele open eindjes in het PvdD-voorstel onvermijdelijk leek, had de verstandhouding tussen dierenwelzijnsorganisaties en agrarische belangenorganisaties alleen maar meer op scherp gezet. Hopelijk is dat nu van de baan.
Hoe kronkelig het gevolgde pad ook was, dat de weg naar een Convenant dierwaardige veehouderij openblijft, is zonder meer een pluspunt te noemen. Evenals het feit dat de Kamer, door in te stemmen met een amendement van de ChristenUnie, het licht op groen zette om voor het verbeteren van het dierenwelzijn een beroep te doen op het transitiefonds. Dat alles biedt hoop dat de agrarische sector niet achter zal blijven en na met de schrik te zijn vrijgekomen nu een stap naar voren zal doen.