Ommetje met anderen helpt oudere cognitief fit te blijven
Bewoners in woonzorgcentra gaan cognitief minder snel achteruit als ze meedoen aan sociale activiteiten, zoals het maken van een uitstapje.
Dat blijkt uit onderzoek van het Amsterdam UMC onder 3.600 bewoners in 42 Nederlandse en Belgische woonzorgcentra. De resultaten werden dinsdag gepubliceerd in het Journal of Alzheimer’s Disease. „Cognitieve achteruitgang bij bewoners van woonzorgcentra komt relatief vaak voor. Een Canadees onderzoek toonde aan dat bijna een kwart van de bewoners cognitief achteruitging na een jaar verblijf”, zegt prof. Hein van Hout, hoogleraar zorg voor ouderen bij het Amsterdam UMC en leider van het onderzoeksproject. „Dus toen student cognitieve wetenschappen Jack Pieters een verband legde tussen verminderde sociale activiteiten en de cognitieve achteruitgang van zijn oma sinds haar opname in een woonzorgcentrum, besloten we dat te onderzoeken.”
De term cognitief gaat over het vermogen van mensen om te kunnen leren, denken, redeneren, onthouden en begrijpen. „Ons onderzoek laat zien dat deze achteruitgang vermindert bij als mensen die cognitief nog relatief goed functioneren deelnemen aan sociale activiteiten”, legt Van Hout uit.
Herinneringen ophalen, anderen helpen, naar de winkel gaan: al deze activiteiten hebben een preventief effect
De onderzoekers analyseerden de cognitieve prestaties van 3.600 bewoners vier tot vijf keer, met tussenposen van gemiddeld zes maanden. In totaal waren er meer dan 18.000 metingen. Vervolgens maakten ze een indeling op basis van de mate van achteruitgang. Bij de groep bewoners met geen of slechts lichte cognitieve achteruitgang, bleek sociaal actief zijn het begin van achteruitgang of verdere achteruitgang te voorkomen. Deze bevindingen werden niet beïnvloed door de mate van lichamelijke activiteit, wat suggereert dat er een specifieke relatie bestaat tussen sociaal actief zijn en cognitief functioneren.
„Sociale activiteit kan veel dingen betekenen. In dit onderzoek keken we naar zowel algemene als specifieke activiteiten zoals gesprekken voeren, herinneringen ophalen, anderen helpen en uitstapjes maken of zelfs gewoon naar de winkel gaan. We zagen dat al deze activiteiten een preventief effect hadden”, zegt Van Hout. Die bevinding kan weer gevolgen hebben voor nationale zorgrichtlijnen. „Misschien moeten we onze opvattingen bijstellen over de samenstelling van zorgverleners in woonzorgcentra, met een grotere rol voor professionals of vrijwilligers die sociale activiteiten helpen faciliteren. Hierdoor zouden bewoners wellicht minder hulp nodig hebben in hun dagelijks leven, wat op de lange termijn een domino-effect kan hebben op de maatschappelijke kosten van langdurige zorg.”