Tera van Twillert werkt al bijna 36 jaar op Taiwan: „Ik wil prostituees over Jezus vertellen”
De Nederlandse Tera van Twillert weet op haar 16e dat ze de zending in wil. Toch duurt het tot haar 28e voordat ze uitgezonden wordt. Inmiddels woont en werkt ze al bijna 36 jaar in Taiwan. Vooral daklozen en prostituees hebben haar hart. „Omkijken naar mensen aan de rand van de samenleving is mijn tweede roeping.”
Meegenomen door haar zus komt Van Twillert (1960) als 16-jarige in aanraking met Youth for Christ. Tijdens tentevangelisatie in Baarn raakt ze aan de praat met een man. Als ze kort daarop met een vriendin bij hem langsgaat, wordt snel duidelijk dat de man drugsverslaafd is. „Hij zat te snuiven op de bank.” De 16-jarige ziet zijn eenzaamheid en houdt contact. „Ik voelde me erg met hem bewogen. Toen hij in de gevangenis terechtkwam, heb ik hem nog geschreven.”
Van Twillert vertelt haar verhaal in de Pareltuin, een pand in Taipei dat fungeert als ontmoetingsplaats voor prostituees. Daarvoor heeft ze haar Nederlandse gast rondgeleid door de wijk waar ze werkt. Het is warm en het leven speelt zich grotendeels af op straat. Af en toe houdt Van Twillert –fiets aan de hand– even halt om iets uit te leggen. Bijvoorbeeld waarom er ineens op diverse plekken in de Taiwanese hoofdstad flyers ophangen waarop ”Air Defense Shelter” staat. Omdat ze het fijne er niet van weet, vraagt ze het de eigenaar van een eetzaak. Het komt erop neer dat burgers gewezen wordt op schuilplaatsen voor het geval China militaire actie onderneemt tegen het eiland. Maar wáár die schuilplaats precies is, wordt niet duidelijk.
„We hopen dat China geen invasie begint”, zegt Van Twillert. „Maar het gevoelen in Taiwan wordt meer en meer wannéér in plaats van óf die gaat gebeuren. Of dat China iets anders naars gaat doen, bijvoorbeeld een blokkade van het eiland.” De Nederlandse vertelt dat kerken al maatregelen hebben getroffen voor als ze niet meer kunnen samenkomen en ook bij zendingsorganisaties liggen scenario’s klaar.
Bij een boeddhistische tempel gaat Van Twillert naar binnen. Het gebouw ademt pracht en praal. Vanuit vitrines gapen ‘goden’ de bezoeker aan. Sommige zien er afschrikwekkend uit. In de tempel zijn maar weinig mensen. Van Twillert –„Ik ben veel vrijer geworden sinds ik in Taiwan werk”– gaat een gesprekje aan met een man. Enthousiast begint hij te vertellen over zijn godsdienst. De goden staan nu weliswaar in de vitrine, maar tijdens processies worden ze meegedragen door de straten. Over hoe zij zelf in het leven staat, zwijgt de zendelinge. „Je moet je moment kiezen”, zegt ze er later over. „Ik vond het niet zo gepast om over het Evangelie te beginnen, terwijl hij zo over zijn geloof aan het vertellen was.”Vlak bij de Pareltuin wijst Van Twillert op opgemaakte jongedames. Prostituees. Met de telefoon in de hand wachten ze op mannelijk publiek. Het zijn deze vrouwen om wie de geboren Nederlandse zich bekommert. Haar erbarmen vloeit voort uit een daklozenproject waarbij zij betrokken was. Dat gebeurde vanuit een pand op de derde verdieping, maar zodra de zendelinge of haar Japanse collega’s de straat op moesten, kwamen ze langs prostituees. Die ontvingen hun klanten in de kelder van hun pand. „Mijn groet werd nooit beantwoord”, vertelt Van Twillert. „Totdat er een tyfoon was en ik midden in de nacht ons hondje moest uitlaten. Ik kwam in contact met een vrouw en zij vertelde over haar schulden.”
Geldzorgen zijn dé reden waarom vrouwen in de prostitutie komen, weet Van Twillert. Vaak zijn ze afhankelijk van zogenoemde loan sharks, mensen die je bijvoorbeeld 10.000 Nieuwe Taiwanese Dollar (300 euro) lenen, maar je slechts 8000 TWD uitbetalen en van je verwachten dat je elke dag 1000 TWD terugbetaalt. Dat lukt dan niet. Op een gegeven moment zien vrouwen geen uitweg meer. De prostitutie lonkt dan, omdat het een snelle manier is om veel geld te verdienen. Op het moment dat Van Twillert die vrouw spreekt, leert ze Taiwanees. In die taal vertelt ze de vrouw over „mijn Jezus”. Vanaf dat moment klikt het tussen die twee en het zet bij de zendelinge ook iets in beweging. „De ontmoeting maakte in mij het verlangen wakker om op een dag vriendschap te kunnen sluiten met deze vrouwen en hen over Jezus te vertellen.”
Jaren later gebeurt dat inderdaad. Overseas Missionary Fellowship (OMF), de zendingsorganisatie waarvoor Van Twillert werkt, geeft haar de ruimte om te pionieren, maar stelt als eis dat ze niet op eigen houtje gaat opereren. Nadat ze in een kerk iets over haar verlangen heeft mogen vertellen, melden zich twee Taiwanese vrouwen die haar willen vergezellen bij het „straatwerk”. „Toen is het begonnen.”
Met hulp van een sponsor uit Engeland kan Van Twillert een pand betrekken en zo ontstaat de Pareltuin. „Mensen van een baptistengemeente daar hoorden van ons project en gaven mij een vrij grote gift. De voorwaarde was dat ik die zou gebruiken voor een pand. En als het niet binnen een jaar lukte, moest ik het teruggeven. Nadat we een gebouw hadden gevonden, is ook een Taiwanese kerk ingestapt. Inmiddels bestaat het werk achttien jaar. Ik ervaar dat echt als een opeenstapeling van wonderen. Het is alsof God voorop gaat. Het is ons duidelijk dat Hij wil dat die vrouwen bereikt worden.”
Inmiddels zijn er vanuit de Pareltuin in Taipei in vier andere Taiwanese steden vergelijkbare initiatieven opgestart.
Hoe was het om vanuit Baarn in Taiwan terecht te komen?
„Ik wist mij geroepen. Vanaf mijn 16e ging ik naar evangeliegemeente De Reddingsark in Baarn. Via een boekentafel na een uitzenddienst kwam ik in aanraking met ”De man die God geloofde”. Het levensverhaal van Hudson Taylor riep het verlangen op om net zo’n relatie met God te hebben als deze Engelse zendeling. Ik concludeerde daarop dat ik de zending in moest. Dat werd op mijn 21e bevestigd tijdens een zendingsconferentie in Lausanne, waar het voelde alsof God alleen met mij had afgesproken. Toen ik 26 was, werd ik aangenomen op zendingsschool All Nations in Engeland. Een aanbevelingsbrief van OMF gaf de doorslag, want eerder werd ik afgewezen.
In Taiwan vond ik het vooral verrijkend om te zien hoe mensen in een andere cultuur hun geloof beleven. Tegelijk ervoer ik een clash met mijn christelijke gereformeerde jeugd. Dat mensen op zondag na de kerkdienst in een restaurant gingen eten, botste met de van huis uit meegekregen gewoonte om op zondag geen geld uit te geven. Tegelijk ontdekte ik dat dit soort zaken in de context waar ik woon niet het belangrijkste zijn.
Nu vinden er zondagse vieringen plaats in de Pareltuin, maar ik heb decennia meegeleefd met een lutherse kerk. Daar heb ik ook veel van geleerd. Bijzonder was de enorme groei die de kerk doormaakte, van 300 naar 3000 leden. Veel bezoekers kwamen in hun studententijd tot geloof.
Van dichtbij zag ik ook de geestelijke strijd, waar ik me in Nederland niet zo bewust van was. Ik weet nog van toen ik net in Taiwan was, dat ik overal goddeloosheid zag. Over straat liep ik langs een tempel, kwam ik prostituees tegen en vervolgens een dronkaard. Toen ik vervolgens mijn ogen afwendde naar de grond, lag daar een doosje waarin betelnoten –een soort drugs– hadden gezeten. Op de ene kant van dat doosje staat een afbeelding van de betelpalm en op de andere kant een afbeelding van een schaars geklede vrouw. Natuurlijk lag het doosje zo dat ik die vrouw zag, dus ook daar kon ik niet kijken. Op dat moment kwam 1 Johannes 4:4 in mijn gedachten, waar staat dat Hij Die in jou is groter is dan die in de wereld is. Dat heeft mij toen erg bemoedigd. Ook drong het tot me door dat als ik als zondaar het al moeilijk vond om in deze omgeving rond te lopen, wat het voor Jezus moet zijn geweest toen Hij naar deze wereld kwam.”
Wat is het hoogtepunt van al die jaren die u in Taiwan werkte?
„Dat was de vrouw die geraakt werd door het begrip ”vergeving” in een van onze folders. Ze was erachter gekomen dat haar ‘vriend’, een klant, haar ontrouw was geweest. Ze voelde zich gekwetst en was erg boos op hem. „Vergeving heb ik nodig”, zei de vrouw, terwijl ze zich een ”verdwaald lam” noemde. Zij stapte uit het prostitutiewerk. Ze zei later dat als mannen haar nu zouden vragen hoeveel ze kost, ze niet meer zou zeggen dat ze de gangbare prijs 1000 TWD waard was, noch 10.000 TWD (de prijs toen ze jong was), maar onbetaalbaar was, omdat de Heer Jezus haar met Zijn bloed had gekocht. De vrouw overleed later aan lymf- klierkanker.”