Scepsis bij Koks mooie verhaal
Geweldig eigenlijk, zo niet ontroerend: een kabinet dat na zeven jaar alsnog last van zijn geweten krijgt en opstapt vanwege zijn medeverantwoordelijkheid voor de grootste massaslachting uit de naoorlogse Europese geschiedenis.
Premier Kok heeft van de week zijn uiterste best gedaan om Kamer en kiezer ervan te overtuigen dat hijzelf -hoogstpersoonlijk en onafhankelijk- tot de conclusie is gekomen dat hij zijn ontslag bij de Koningin moest indienen. Hij had het NIOD-rapport over de val van Srebrenica na afloop van de ministerraad mee naar huis genomen en had het weekend gebruikt om het nog eens goed te bestuderen. En langzaam rijpte er een overtuiging in zijn hart.
De bevindingen van het NIOD waren toch wel „ernstig.” De internationale gemeenschap was tekortgeschoten, Nederland incluis. Gedurende opeenvolgende kabinetsperiodes hadden de fouten zich opgestapeld. Dat mocht niet zonder politieke consequenties blijven. De zelfbenoemde „premier van alle Nederlanders” besloot af te treden. En zijn collega-ministers waren dinsdag bereid hem in die stap te volgen. Pronk? Niet meer dan een „zijlicht.” De Grave? Had zíjn conclusie gedeeld en was hem gevolgd.
Cynisme is geen deugd, maar een zekere scepsis tegenover politici is zelden ongerechtvaardigd. En er zijn genoeg feiten om de scepsis over de juistheid van dit mooie verhaal te voeden.
Een week eerder verklaarde Kok nog dat hij iedereen „recht in de ogen kon kijken.” De confrontatie met het parlement ging hij graag aan. Het kan natuurlijk zijn dat Kok die ferme taal na lezing van het rapport moest inslikken. Maar dan had dat rapport nieuwe, belastende onthullingen moeten bevatten. En dat was niet het geval. Dat de politiek heeft gefaald, stond al in het rapport van de commissie-Bakker.
Een rondblik over het politieke slagveld kan Kok niet hebben ontmoedigd om de val van zijn kabinet in te luiden. Paars verkeerde in staat van ontbinding. In de zomer was het nog razend populair. De opkomst van de heer Fortuyn bracht echter het grote ongenoegen onder de bevolking aan het licht. Paars daalde dramatisch in de peilingen. Dat veroorzaakte nervositeit onder de zittende politici, die ineens inzagen dat ze zich nu toch echt moesten gaan profileren. Het leidde ertoe dat zij steeds meer afstand gingen nemen van het kabinetsbeleid. Tot tweemaal toe moest Kok de afgelopen weken opdraven tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer om zich te verantwoorden over uitspraken van collega-ministers (Pronk en Van Boxtel). VVD-leider Dijkstal verklaarde niet meer met de PvdA te willen regeren. De kom was gebroken, zou Luther hebben gezegd, en de soep eruitgelopen. Kan Kok niet hebben gedacht: Werp de scherven er maar achteraan?
Een blik op de klok kan hem daarvan niet hebben weerhouden. Juist dinsdag zouden in de Tweede Kamer voor zijn PvdA twee heikele onderwerpen aan de orde komen. De beslissing of Nederland moest meedoen aan de ontwikkeling van de JSF en de teloorgang van de Arbeidsvoorziening, de landelijke organisatie van arbeidsbureaus, die in de periode 1990-2001 niet goed heeft gefunctioneerd en waarvoor Koks kroonprins Melkert tussen 1994 en 1998 verantwoordelijk is geweest. De eenheid binnen de coalitie was zozeer verdwenen dat kwesties als deze niet meer tot een nette oplossing konden worden gebracht.
Met zijn beslissing het kabinet ten val te brengen heeft Kok zich niet zozeer een groot staatsman als wel een uitgekiend politiek leider getoond. Bij het vooruitzicht van nog meer politieke schade hakte hij de knoop door, zodat hij zelf het politieke toneel met opgeheven hoofd -als een staatsman die zijn geweten had laten spreken- kon verlaten. Een politieke toekomst in Europa blijft daarmee open. Hij hielp zijn opvolger Melkert van enkele politieke problemen af en speelde hem politiek vrij voor de komende periode. Nu er politieke verantwoordelijkheid voor falend kabinetsbeleid in de periode 1993-1996 is genomen, kan Melkert daar -als hij premier wordt- niet meer op worden aangesproken.
Is deze scepsis bij Koks mooie verhaal een aantijging aan het adres van Koks persoonlijke integriteit? Wordt hij er hier niet van beschuldigd met een „indrukwekkend” verhaal vooral zijn eigen belangen en die van zijn politieke partij te hebben gediend?
Maar zeer ten dele. Politici laboreren aan een lastig gegeven, dat misschien ook wel voor andere personen in publieke functies opgaat. Zodra zij die functie aanvaarden, vallen zij uiteen in een openbaar persoon en een particulier persoon. Dat leidt steevast tot een zekere deformatie. Je ziet namelijk vaak dat ze gaan geloven dat de persoon die zij in het openbare leven spelen, inclusief zijn maskers en maskerades, hun eigenlijke ik is. Wezen en rol worden verwisseld. Veel politici koesteren als gevolg daarvan een onwankelbaar geloof in de waarheid van hun eigen leugens. Vandaar misschien dat er deze week niemand is geweest die opstond en zei: Een mooi verhaal, maar ik geloof er helemaal niks van.