„En dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos.”

Er was wel een behoorlijke waardering van het licht van het Evangelie onder degenen die dit Evangelie uitwendig ontvangen hadden. Maar helaas, het woord van Christus is al te zeer op velen toepasselijk (Johannes 3:19): „De mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hun werken waren boos.” De evangelische zegen, waarvan de profeet Jesaja ook spreekt, is immers de blijdschap in de Heere (Jesaja 9:2): „Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans blij wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in de oogst, gelijk men verheugd is wanneer men de buit uitdeelt.” Het heilig volk van de kerk van het Nieuwe Testament zou vermenigvuldigd worden door de verkondiging van het licht van het Evangelie, zodat Christus de dauw van Zijn jeugd door het toevloeien van de volken in de schoot der kerk ontvangen heeft. Echter zou de vleselijke blijdschap van Israël daardoor niet vermeerderd worden, zoals die van de Joden toen zij onder hun wijnstok en vijgenboom zaten en de melk en honing aten van het land Kanaän, maar zij zouden een overvloed aan geestelijke blijdschap in de Heere genieten, waardoor de ware bekeerden meer vreugde in hun harten ontvangen zouden dan degenen die zich verblijden in de oogst of die zich verheugen in het uitdelen van de buit.

Ebenezer Erskine,
predikant te Portmoak

(”Vijf verhandelingen, 2021)