„En Hij heeft op Zijn kleed en Zijn dij deze Naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren.”

Jezus komt straks niet terug in vernedering, maar wel in grote kracht en heerlijkheid. Hij zal Zijn engelen met klinkende bazuinen voor Zich uitzenden en deze zullen Zijn uitverkorenen verzamelen, van het ene einde van de hemel tot aan het andere. De menigte van hemelse heiligen zal Hem volgen, gekleed in wit en rein lijnwaad en als de Koning der koningen, als de Heere der heren zal Hij Zijn vijanden en de vijanden van Zijn Kerk allen te niet doen (…). Hij zal degenen, die voor Hem leefden en voor Hem stierven, met de heerlijkheid van de eerste opstanding kronen. Hij zal dat rijk oprichten, waarvan Jesaja zegt, dat er geen einde zal zijn aan de grootheid van deze heerschappij en van deze vrede in Zijn koninkrijk. Dat koninkrijk, waarin maar één kudde en één Herder op de gehele aarde zal zijn, die bedekt zal zijn met de glorie van de Heere, zoals de wateren de bodem van de zee bedekken. Dat rijk, waarin al de volken van deze aarde met het tot God bekeerde Israël, Hem alléén alle eer zullen toebrengen. Hem, de Christus, de gezalfde Gods, van Wie alle koninkrijken en machten zullen zijn, zodat van Hem alléén en van Zijn heilig Sion alle wet uitgaat over de hele aarde. Deze tweede uitwendige komst van Jezus verwachten de gelovige zielen met nog groter verlangen.

Sixt Karl von Kapff,
predikant te Korntal

(”Keur van leerredenen”, 1859)