Het leek onmogelijk, toch was er in kamp Sobibor een opstand
Het is tachtig jaar geleden dat in vernietigingskamp Sobibor een opstand uitbrak. Journalist Rosanne Kropman schreef een boek over het kamp, met de titel: ”Het donkerste donker”.
Donderdag 14 oktober 1943 begint koud en vochtig in het Oost-Poolse Sobibor. De dwangarbeiders sorteren kleding uit de tassen en koffers van de Joden die eerder de gaskamer in zijn geleid. Ze maken sieraden van omgesmolten goud, knappen de schoenen van de slachtoffers van de nazi’s op en vermaken bontjassen.
Het lijkt een typische dag, toch is alles anders, schrijft onderzoeksjournalist Rosanne Kropman in haar nieuwe boek over Sobibor. „Bij tientallen gevangenen raast de adrenaline door hun aderen.” Ze komen vandaag in opstand, die tot in detail is voorbereid onder leiding van de Poolse Jood Leon Felhendler en Sovjetsoldaat Alexander Pechersky, beiden begin dertig. „Zijn zij vanavond dood, of lopen ze door de Poolse bossen, met iedere stap verder verwijderd van de acht gaskamers?”
Die namiddag lijkt alles volgens plan te gaan, totdat SS’er Erich Bauer het lijk van een collega ontdekt en begint te schieten. „De samenzweerders hoopten dat de gevangenen door de opstand in rust het kamp konden verlaten”, zegt Kropman. In plaats daarvan breekt paniek uit, en dringen honderden van hen langs elkaar heen. Ze klimmen over de hekken die om het kamp heen staan. Sommigen lukt het, anderen blijven hangen in de prikkeldraad, weer anderen worden geraakt door kogels van de bewakers die nog leven. Buiten de hekken liggen mijnen, waar velen hun leven aan verliezen. Ongeveer driehonderd ontsnappen, onder wie ook de Sovjetman Pechersky. Ze ontsnappen, maar lopen het door Duitsland bezette Polen in. Slechts enkele tientallen halen het einde van de oorlog. Na die opstand sluiten de nazi’s het kamp.
Het is 2014 als journalist Kropman voor het eerst rondloopt in het Oost-Poolse dorp. Ze zoekt met drie archeologen naar restanten van het kamp. Na de opstand hebben de nazi’s het kamp gesloopt en er bomen geplant om de sporen uit te wissen. Kropmans zoektocht naar de verhalen van Sobibor duurde uiteindelijk negen jaar.
In Sobibor stierven tussen eind april 1942 en oktober 1943 naar schatting tussen de 170.000 en 250.000 mensen, onder wie meer dan 34.000 uit Kamp Westerbork weggevoerde Joden. Het is na Auschwitz het grootste massagraf van Nederlanders.
Doodlopend spoor
Kropman zit op de bovenste verdieping van het Amsterdamse Volkshotel die uitkijkt over de stad en sluit haar ogen heel even om terug te gaan naar 2014. Ze liep in Sobibor met de archeologen rond op de plek waar destijds de gaskamers stonden. Ze vonden restanten van brillen en kunstgebitten, een oorbel en een gouden tand. „We waren daar om iets te vinden, tegelijkertijd wil je niks vinden.”
Toen ze voor de laatste keer die dag door de fundamenten van de gaskamers liep, stroomden de tranen over haar wangen. „Ik liep in de voetsporen van de mensen die daar gelopen hebben. Ik stelde het me voor, en hoorde de blote voeten op de planken. Tijdens die reis verschoof mijn mensbeeld.” Tot die dag zag ze geen onderscheid tussen mens en dier. „Dat is er wel, weet ik nu. Zo berekenend, zo ongelofelijk veel mensen op industriële schaal te vermoorden… alleen de mens is daartoe in staat.”
De treinen kwamen aan in Sobibor op een doodlopend spoor. „Vanaf het moment dat je die trein uitliep, zat je in het proces richting de dood.” Wie de trein niet uitging, werd eruit geslagen. Soms werden dwangarbeiders geselecteerd. De rest liep door naar de barakken, gaf zijn spullen af en kleedde zich uit. Dan liepen de gevangenen door de gang die de Duitsers de ”Himmelfahrtstrasse” (hemelvaartstraat) noemden, naar het laatste station: de knipbarak, waar de vrouwen werden geknipt. Daarachter lagen de acht gaskamers.
De daders van Sobibor
Kropman belicht in haar boek ook de daders, wat past in een trend onder historici om ook hen te bestuderen. In 1942 en 1943 werkten in Sobibor alles bij elkaar zo’n vijftig SS’ers. Zij kregen hulp van bewakers die geworven waren onder Sovjetkrijgsgevangenen. Na de oorlog is in Duitsland een fotoalbum opgedoken met foto’s die de SS’er Johann Niemann in Sobibor verzamelde. „Door die foto’s zagen wij hoe Sobibor eruitzag”, zegt Kropman.
„Met zijn flaporen, grove neus en wat afhangende ogen lijkt hij weinig op de clichénazi’s uit Hollywood”, schrijft Kropman. Niemann is in 1913 geboren, een boerenzoon uit het Duitse Oost-Friesland, niet ver van de Nederlandse grens. Het leven daar is simpel, met na de Eerste Wereldoorlog veel armoede en werkloosheid.
Op zijn achttiende, dan leerling-huisschilder, meldt hij zich aan bij de NSDAP, en daarna bij de plaatselijke SA. Hij neemt afscheid van het boerenleven en een bliksemcarrière bij Hitlers partij staat hem te wachten, die Kropman uitvoerig beschrijft. Ze weet niet wat zijn gedachten zijn geweest bij zijn daden. „Daar kun je maar tot op zekere hoogte bij met je verstand”, zegt ze.
Wel leest ze over hem in getuigenverklaringen van overlevenden, zoals in die van Kurt Thomas. Thomas vertelt over Niemanns gedrag bij een afstraffing nadat twee gevangenen probeerden te ontsnappen. De hoofdcommandant wilde het vergelden met een executie van twintig gevangenen. Niemann liet het terugbrengen naar tien. „Waarom Niemann het heeft terugbracht naar tien weet ik niet. Niemand wist het”, liet Thomas optekenen.
De Nederlandse kapitein
Zo probeert Kropman meer mensen uit het kamp tot leven te brengen. Ze schrijft bijvoorbeeld over een eerdere poging tot een opstand waar een Nederlandse marineman bij betrokken was. Poolse Joden denken dan al onder leiding van Leon Felhendler, die later ook met Pechersky samenwerkte, na over een ontsnapping. De Nederlander, getuigen noemden hem de Nederlandse kapitein, maakt indruk en wordt daarom deelgenoot gemaakt van hun plannen.
Een van de samenzweerders klapt uit de school tegen de SS. Als die avond zoals iedere avond alle gevangenen in rijen staan, is meteen duidelijk dat de SS weet van de plannen. „Wie zaten erachter?” schreeuwen de bewakers. Daarop stapt de kapitein naar voren, en zegt: „Ik was het, en ik alleen.” Hij blijft bij die zin, waarschijnlijk ook als ze hem martelen voor meer informatie. De nazi’s besluiten dan, als straf, alle Nederlandse mannen te vermoorden.
Eerder deden historicus Loe de Jong en Holocaustoverlevende Jules Schelvis een poging deze Nederlandse marineman te identificeren. Ze vermoedden dat het om Joseph Jacobs ging. Kropman pakte het onderzoek weer op en bevestigt wat de twee mannen al dachten. De kapitein is de Amsterdamse Joseph Jacobs. Geboren in 1902, vermoord in Sobibor in 1943.
Onbekender dan Auschwitz
Ook al is in Sobibor het tweede grootste Nederlandse massagraf, veel Nederlanders kennen het niet, stelt Kropman. Ze denkt dat het komt doordat er nauwelijks mensen waren die het overleefden. „Weinig mensen hebben het na kunnen vertellen.” Dat het kamp is gesloopt, zorgt er ook voor dat mensen de plek niet snel bezoeken. „Het ligt ook nog eens op een desolate locatie in Polen.” En, misschien wel het belangrijkst: „Sobibor is moeilijk om bij stil te staan. Het is niet een verhaal over overleven. Sobibor gaat over vernietiging.”
We weten wel meer dan een paar decennia geleden. De rechtszaken tegen de Oekraïense Amerikaan Ivan Demjanjuk gaven het vernietigingskamp in het huidige Oost-Polen meer bekendheid. „Hij heeft jarenlang terechtgestaan omdat hij ervan werd verdacht ”Ivan de Verschrikkelijke” uit Treblinka te zijn. Dat was hij niet. Pas aan het eind van zijn leven werd hij uitgeleverd aan Duitsland vanwege zijn rol in Sobibor. Hij ontkende tot zijn dood”, zegt Kropman.
Geen hoopvol verhaal
Ook heeft de Nederlandse Jood Jules Schelvis, die de Holocaust overleefde, veel betekend voor de geschiedschrijving over het kamp en de bekendheid ervan in Nederland. Hij interviewde in de jaren tachtig Sobibor-overlevenden, onder wie ook Sovjetsoldaat Pechersky.
Het overgrote deel van de mensen die in Sobibor aankwamen, overleefde het niet. In het strenge regime lukte het slechts een aantal te ontsnappen. Kropman is terughoudend om de ontsnappers een heldenstatus te geven, of van Sobibor een hoopvol verhaal te maken. Zeker nadat ze kinderen van overlevenden sprak, van wie hun ouders elkaar in het vernietigingskamp ontmoetten.
„Het is verleidelijk hun verhalen te romantiseren”, zegt Kropman. „Vanuit zo’n duistere plek zijn liefdesrelaties ontstaan. Dan wil je je daarop richten: oh gelukkig, er is daar ook iets moois gebeurd. Hun kinderen vertelden me juist hoe Sobibor hun ouders ongelofelijk beschadigd had.”
Boekgegevens
Het donkerste donker. Een geschiedenis van Sobibor, Rosanne Kropman; uitg. Nieuw Amsterdam; 208 blz.; € 22,99