Dilemma’s in Marokkaans rampgebied
Improviseren, lange dagen maken en verhalen schrijven. Impressie van een midweek rampgebied Marokko en de dilemma’s die dat soms oplevert.
„Ik zal voor je bidden dat het allemaal goedkomt”, appt ds. Karen Thomas Smith maandagavond als ik haar heb verteld dat ik de dag daarop het Atlasgebergte in zal trekken om door de aardbeving verwoeste dorpen te bezoeken. „Wij krijgen hier te horen dat veel wegen onbegaanbaar zijn. En los daarvan heeft de overheid ons gevraagd om niet naar het gebied te gaan om de hulpverleners niet te hinderen.”
Chauffeur annex tolk Rachid is ook hoorbaar nerveus aan de telefoon. Hij is bezorgd dat we worden teruggestuurd. En dat de zwaarst getroffen dorpen sowieso niet bereikbaar zijn. „Dat zijn de verhalen die ik hoor van mensen die er zijn geweest, dus zij kunnen het weten.”
Desondanks staat hij keurig klaar op dinsdag. En de praktijk blijkt toch een beetje anders dan de verhalen en de beeldvorming. Hoewel er veel verkeer is op de smalle wegen in de bergen, zijn er vrijwel nergens opstoppingen. Het Marokkaanse leger heeft de grootste obstakels weggehaald. De zware Toyota van Rachid kan ook de onverharde straatjes in de verwoeste dorpen moeiteloos aan. En een perskaart doet af en toe wonderen, ook al is het de vraag of de militairen de Engelse tekst ten volle begrijpen.
Gaandeweg ontspant de chauffeur. En ondanks alle ellende om ons heen, begint hij spontaan verhalen over zijn familie te vertellen. Eerst in het Engels, maar al snel schakelt hij over in rap Frans. Zijn vrouw is lerares Frans en hij spreekt de taal eveneens vloeiend. „Ik noem jou ook Rachid. Dat is voor mij de Marokkaanse variant van Richard.” Mij best.
Schrijnend gebrek
De massale inspanningen van het Marokkaanse leger en de vele particuliere initiatieven die onderweg zichtbaar zijn, weerspreken ook wel enigszins het beeld dat de hulpverlening via eigen kanalen te traag en te weinig is.
De grote vraag blijft echter nog steeds waarom de Marokkaanse regering slechts enkele landen toestemming gaf om hulp te sturen. Want menselijkerwijs gesproken hadden er wellicht meer mensen levend onder het puin vandaan kunnen worden gehaald als er direct internationale search and rescue teams aan de slag waren gegaan. En het schrijnend gebrek aan tenten om dakloos geraakte slachtoffers onderdak te bieden, had met buitenlandse inspanningen voor een belangrijk deel kunnen worden ondervangen.
Op zichzelf is het niet ongebruikelijk dat een regering voor een centraal geleide coördinatie van de hulpverlening kiest, legde Thea Hilhorst, hoogleraar humanitaire studies aan de Erasmus Universiteit, deze week bij de NOS uit. „Voor elk land is het sowieso belangrijk om in de gaten te houden wat er gebeurt. Je kunt denken: gooi de grenzen open, maar dan wordt het lokaal best wel rommelig.” Desondanks meent ook Hilhorst dat de overheid niet zo snel handelde als idealiter had gemoeten.
Inmiddels heeft koning Mohammed VI opdracht gegeven om de bewoners van zo’n 50.000 beschadigde woningen onder te brengen in noodopvanglocaties. Hij stelde ook een vergoeding van 30.000 dirham (2700 euro) per huishouden in het vooruitzicht om de eerste nood te lenigen. Ook beloofde de vorst dat er extra aandacht komt voor het lot van weeskinderen die hun ouders door de ramp zijn verloren. Dat zal echter niet op korte termijn kunnen worden gerealiseerd.
Hetzelfde dilemma ervaren de kerken in Marokko. Zij mogen van de overheid niet zelfstandig op pad gaan om de bevolking in de getroffen dorpen te helpen. Ze zouden reddingswerkers alleen maar in de weg lopen. De vraag is intussen of de autoriteiten niet vooral bang zijn dat kerkelijk werkers de hulpverlening zullen aangrijpen om te evangeliseren onder kwetsbare mensen. Evenals de werkelijke motieven voor het beperkt accepteren van buitenlandse hulp, is hier vanzelfsprekend lastig de vinger achter te krijgen.
Duidelijke mening
In de verwoeste dorpen in de Hoge Atlas hebben mensen daar wel een duidelijke mening over. Onverholen klinkt de kritiek op de eigen regering. Dat zelfs een land als Libië, dat toch niet bepaald om zijn openheid bekendstaat, wél buitenlandse hulp accepteert na de dramatische overstromingen, is voor velen totaal onbegrijpelijk. Ondanks hun eigen ellende, is het nieuws over de ramp in Libië ook in de afgelegen Marokkaanse dorpjes het gesprek van de dag.
Als verslaggever geeft de ramp in Libië ook een soort dubbel gevoel. Ellende en verdriet kunnen niet in aantallen slachtoffers worden uitgedrukt. Maar het is toch verbazend dat de bevolking in de Marokkaanse bergdorpjes, die zelf diep in de misère is gestort, zoveel mededogen heeft met de getroffenen in dat andere Noord-Afrikaanse land.
Tegelijkertijd valt de enorme gelatenheid van de overlevenden op. „Dit is de wil van Allah; wat kan ik zeggen?”, klinkt het keer op keer. Uit monden van mensen die net geliefden zijn verloren en al hun bezittingen zijn kwijtgeraakt.
Dat dubbele gevoel slaat op een heel andere manier toe als ik donderdag uit Marokko terugvlieg en ’s avonds een huwelijksreceptie bezoek. Over omschakelen gesproken.