Een ban in het leger
„Nog zie ik hem zitten in zijn cel: onverzorgd, getekend. Piet. Z’n leven lang had hij alles tegen gehad, zei hij. Maar gelukkig: de Heere God gaf hem kracht. Ik kende Piet verder niet, wist ook niet waarom hij in de gevangenis zat. Toen ik meer contact met hem kreeg, werd het me duidelijk. Piet, lid van de Gereformeerde Gemeenten, had z’n eigen drie dochters verkracht. Maar dat was niet zijn schuld hoor, nee. Het was hem overkómen. Z’n vrouw was altijd ziek, en de satan…”
Deze ontmoeting was voor justitiepredikant dr. J. C. Borst destijds het begin van zijn proefschrift over incestplegers - ”Gij zijt die man”. Een „gevoel van walging” ligt aan die studie ten grondslag. „Terwijl mijn vrouw en ik uitzagen naar een kind, werd ik geconfronteerd met mannen die zich aan hun eigen kinderen hadden vergrepen.”
Ds. Borst, op dit moment predikant in Welsum en docent ethiek aan de Christelijke Hogeschool Ede, sprak woensdag op de contio van hervormd-gereformeerde emeriti predikanten en predikantsweduwen, in Hoevelaken. Zijn lezing was getiteld ”God achter tralies?!”.
Geleidelijk aan ging de pastor „meer beseffen dat een dader in zekere zin ook een slachtoffer is.” Een besef dat hij ook onder predikanten tegenkwam. „De dominee bij wie Piet kerkte, zei: „Hij is toch een mens. Dáárom houd ik hem vast. Maar ik wil uit de vruchten zien of er een verandering in zijn leven heeft plaatsgehad.””
Tijdens zijn promotieonderzoek interviewde ds. Borst zestig predikanten uit de kring van de Gereformeerde Bond en de Gereformeerde Gemeenten. Hij stelde hen vragen als: Welke bijbelgedeelten leest u voor? Hebt u wel eens overwogen aangifte te doen?
De predikanten legden hem „honderden” gevallen van incest voor. Tweehonderd koos ds. Borst eruit. Incest is altijd „een geheim”, viel hem op. „Zowel dader als slachtoffer weet dat als een van de twee dit onthult, de consequenties niet te overzien zijn. Er ontstaan dan altijd splitsingen: in de familie, in de kerkenraad, in het behandelteam.”
Toch komt het geheim nogal eens openbaar, bijvoorbeeld doordat het slachtoffer zich uit tegenover een mentor, of verkering krijgt. Ook somatische klachten of een moeilijke bevalling kunnen richtingwijzers zijn. Ds. Borst wees erop dat er vaak een „verhaal achter een verhaal zit. Hulpverleners zouden er veel meer alert op moeten zijn dat slachtoffers hun gevoelens veelal niet goed onder woorden kunnen brengen.”
De predikant onderscheidde vier typen incestdaders. „Allemaal proberen ze zich te verdedigen en gebruiken ze afweermechanismen: Blijf uit m’n buurt.” De eerste probeert de zaak te rationaliseren. „Dominee, u gelooft toch niets van die verhaaltjes van m’n dochter?”
Vaak probeert zo iemand ook de leiding van het gesprek te nemen. Nog niet zo lang geleden kwam er een man bij me. Leraar was hij, gescheiden, hij had een Antilliaanse vrouw ontmoet en tja, haar dochter, u weet wel dominee, die Antilliaanse meiden… Hij ging wel eens te ver, dat wel, maar het was toch niet zijn echte dochter? Ten slotte heb ik hem aangekeken en gezegd: Meneer, nu eerlijk. Jij zit tot over je oren in de narigheid. Je hebt een meisje van 15 verkracht en je weet dat je straks in de bak komt. Dus vertel nu je echte verhaal maar. Toen begon hij te huilen. „Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd”, zei hij.”
Het tweede type dader, aldus Borst, bagatelliseert alles, terwijl het derde alles ontkent. „Dat kan heel moeilijk zijn. Eén getuige is immers geen getuige.” De vierde soort zoekt zijn heil in godsdienstige uitvluchten. Borst: „Dan klinkt het: Dominee, als de muren konden spreken, zouden ze spreken van mijn berouw.”
Op dit moment onderzoekt dr. Borst met enkele studenten hoe in islamitische kring met incest wordt omgegaan. Wat zegt de sharia ervan? Hoe gaan hulpverleners ermee om? De koran zegt er in elk geval niets over. Literatuur erover is er niet. Toch komt incest „ook in deze kring vrij veel voor. Er ligt echter een enorm taboe op.”
Incestplegers vormen een „ban in het leger”, merkte voorzitter ds. H. Veldhuizen na afloop op.
De predikant stelde woensdag voor om „terug te keren naar de zangwijze van vroeger en met ingang van vandaag ritmisch te zingen.” De aanwezigen gingen akkoord. Een oproep van iemand om de notulen voortaan maar achterwege te laten en uit te delen op een A4’tje stuitte op meer weerstand. „De vorige keer was ik er niet, maar ik heb nu toch het gevoel dat ik er wel was”, zei een predikant. Een ander toonde zich iets moderner gezind: „Probeer het eens per sms.”