Classispredikant PKN: Op zoek naar nieuwe wegen voor krimpende gemeente
Als classispredikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) bezocht dr. J. van Beelen de afgelopen vijf jaar meer dan honderd kerkenraden. Hij vroeg wat er goed ging en gaf advies bij vragen en zorgen in de classis Gelderland Zuid en Oost. „De krimp van gemeenten gaat erg hard.”
Het is een van zijn laatste werkdagen als classispredikant. In zijn werkkamer in een kantoorpand op een bedrijventerrein in Veenendaal heeft dr. Van Beelen de meeste kasten al leeggeruimd. De afgelopen jaren was dit zijn werkplek en uitvalsbasis, die hij deelde met ds. W.G. van Iperen, classispredikant voor de Veluwe.
Tijdens een viering en receptie in de Ontmoetingskerk in Dieren nam dr. Van Beelen zaterdag afscheid van de classis. De komende elf maanden –tot zijn emeritaat– zal hij werkzaamheden verrichten voor de landelijke dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk.
In 1992 werd Van Beelen als predikant verbonden aan de hervormde gemeente in Randwijk. Sinds 2000 is hij predikant in algemene dienst, eerst binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en later binnen de PKN. Zo werd hij in 2004 regionaal adviseur van de classicale vergaderingen in Gelderland; in 2016 kwam Overijssel daarbij.
Deze functie verviel in 2018, toen de classispredikant zijn intrede deed binnen de PKN. De classis Gelderland Zuid en Oost, waar dr. Van Beelen werkzaam was, omvat naast steden als Arnhem en Nijmegen ook het rivierengebied (Betuwe en Bommelerwaard), de Achterhoek en de Liemers. Vijf jaar geleden telde de classis 150 kerkenraden. Nu zijn dat er, als gevolg van fusies en het opheffen van wijkgemeenten, 134.
Hoe zag uw werk als classispredikant eruit?
„De belangrijkste taak van een classispredikant is het bezoeken van alle gemeenten in de classis, al is dat door de coronacrisis helaas niet helemaal gelukt. Daarnaast was ik met tal van andere zaken bezig. Zo konden gemeenten een beroep op me doen bij spanningen of conflicten. Ik maakte deel uit van de classicale vergaderingen en van het breed moderamen van de classis.
Ook onderhield ik oecumenische contacten, onder meer via een interprovinciaal beraad waarin vertegenwoordigers van diverse kerken bijeenkomen: protestants, katholiek, orthodox, koptisch, Leger des Heils. Ook nam ik deel aan het Oecumenisch Overleg met het bisdom Den Bosch van de Rooms-Katholieke Kerk.”
Hoe kijkt u terug op het bezoeken van de gemeenten?
„De eerste vraag die ik bij zo’n bezoek stelde, was niet: „Hoe gaat het?” Want dan beginnen kerkenraden vaak meteen over problemen. Ik begon met vragen zoals: „Wat gaat er goed in de gemeente en in het ambtelijke werk, waar word je blij van, waar ben je dankbaar voor?” Daarna ging het onder meer over drijfveren en roeping. Dat leverde mooie, diepgaande gesprekken op, waarbij ik merkte dat sommige kerkenraden het niet gewend waren om op deze manier met elkaar te spreken. Uiteindelijk kwamen natuurlijk ook vragen en problemen die er speelden aan de orde.”
Welke vragen sprongen het meest in het oog?
„De krimp van gemeenten gaat erg hard, niet alleen in onze classis. In het eerste decennium van deze eeuw kwamen vaak financiële problemen aan de orde. Nu is de meest urgente vraag: hoe vinden we ambtsdragers en mensen om andere taken te vervullen? Dat wordt steeds lastiger. Daarbij spelen tal van zaken een rol. Denk aan de vergrijzing, de ontkerkelijking en het vertrek van mensen naar andere kerken, vooral evangelische gemeenten. Ook speelt mee dat veel gemeenteleden erg druk zijn. Anderen zien op tegen het ambt, bijvoorbeeld vanwege de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt, de vele taken en de nodige kennis, maar ook het moeten voorgaan in gebed.
Veel gemeenten kunnen niet meer voldoen aan het minimumaantal leden dat de kerkenraad of de colleges van kerkrentmeesters en diakenen volgens de kerkorde moet tellen. Anderen lukt dat op dit moment nog wel, maar vragen zich af hoe het over een of twee jaar zal gaan, als er mensen aftreden die niet meer herkiesbaar zijn omdat hun maximumtermijn erop zit.
Er is in onze classis een predikant die verbonden is aan twee grotere gemeenten. Omdat er in de ene gemeente geen voorzitter voor de kerkenraad werd gevonden, is de predikant dat nu. Intussen is hij in de andere gemeente waarnemend scriba. Dat is tekenend voor de problemen.”
Wat kon u in dergelijke situaties voor gemeenten betekenen?
„Ik moest steeds meer noodmaatregelen treffen voor gemeenten die niet meer voldeden aan het minimaal vereiste aantal ambtsdragers of leden van de colleges. Dat betekent bijvoorbeeld een kerkenraad aanvullen met mensen van buitenaf –wat slechts een enkele keer lukte– of toestemming geven om onder bepaalde voorwaarden met minder ambtsdragers door te gaan, zodat besluiten toch wettig genomen kunnen worden.
Twee jaar geleden heeft de classicale vergadering een werkgroep ingesteld die het rapport ”Als ambten en functies niet meer vervuld worden…” heeft geschreven. Daarin doen we onder meer voorstellen om krimpende gemeenten verlichting te bieden.”
Waar gaat het dan concreet over?
„De notitie reikt diverse opties aan, die voor een deel verder moeten worden doordacht. Zo kunnen kerkrentmeesters uit naburige gemeenten beheerszaken gezamenlijk aanpakken, waardoor er minder mensen nodig zijn. Je kunt je ook afvragen waarom de diaconie en de kerkrentmeesters twee aparte colleges moeten zijn. Dat is historisch zo bepaald en ik snap de angst dat geldstromen worden vermengd. Toch zie je dat bijvoorbeeld in het buitenland die twee niet zijn gescheiden. Voor kleine gemeenten bestaat die mogelijkheid binnen onze kerk ook. Als we dat uitbreiden, zou dat voor meer gemeenten verlichting kunnen betekenen.”
In hoeverre riepen gemeenten uw hulp in bij spanningen of conflicten?
„Geregeld kreeg ik een hulp- of adviesvraag als zo’n situatie aan de orde was. Vaak voerde ik dan met de voorzitter van de visitatiecommissie een verkennend gesprek: Wat is er aan de hand? Dat kon leiden tot een visitatie of een advies, zoals coaching. Soms was één gesprek voor een kerkenraad voldoende om verder te kunnen.”
Hoe bent u gestemd als het gaat over de toekomst van de Protestantse Kerk?
„Laat ik positief beginnen. Als ik met mensen in gesprek ben, zie ik hoe veel inzet en betrokkenheid er in gemeenten is. Daarnaast leven er vragen zoals: hoe bereiken we de jongeren, raken we de jeugd niet kwijt? Dan heb ik het over mensen onder de veertig. Die zorg speelt in de volle breedte van de kerk. Op dat punt ben ik enigszins somber gestemd.”
Dr. Van Beelen verschuift zijn stoel en kijkt peinzend uit het raam. „Als een gemeente steeds kleiner wordt, is het belangrijk oog te blijven houden voor degenen –misschien ook jongeren– die er nog wél zijn. Vroeger werd bij krimp van gemeenten al snel gezegd: „Laten we samengaan. Dan gaan we ook in één kerk zitten, dan is die weer vol.” Nu is de insteek veel meer: blijf op zo veel mogelijk plaatsen aanwezig. Als het kan met kerkdiensten en anders met bijvoorbeeld een gesprekskring, inloophuis of pioniersplek. Want weg is weg. En als gemeenteleden voor de dienst op zondag naar een plaats verderop moeten, raak je altijd mensen kwijt.
Een mooi voorbeeld van het samengaan van gemeenten zie je in Buren en omgeving. Vijf gemeenten zijn samengegaan in de protestantse gemeente De Lingestreek. Die heeft één kerkenraad, twee predikanten en in elk van de vijf plaatsen een kernraad. In alle kernen worden nog diensten gehouden, alleen niet elke zondag in elke plaats. Op die manier help je elkaar en blijft de kerk toch present in de stad en de verschillende dorpen.”