Verkondig Joden ootmoedig en uit liefde het Evangelie
Liefde tot Israël moet ons dringen om, bescheiden en beleefd, vol te houden dat de Messias is gekomen en voortgaat om Zijn beloften te vervullen: „Alzo zal geheel Israël zalig worden.”
De puritein Thomas Boston (1676-1732) zegt in een preek: „Hebt u enige liefde voor de kerk, voor het werk van de reformatie, ja voor de reformatie van de wereld? (...) Bid dan om de bekering van de Joden. (...) Zou u verblijd zijn wanneer de Heilige Geest leven zou inblazen in de kerk? Bidt dan om de bekering van de Joden.”
Een andere puritein, Robert Murray M’Cheyne (1813-1843), maakte in opdracht van zijn kerk een reis naar Israël om mogelijkheden voor zending onder de Joden te onderzoeken. Toen hij terug was, merkte hij dat de Heere er velen uit zijn gemeente had toegebracht, onder de bediening van een van zijn ambtsbroeders. Daarin zag hij Gods goedkeuring van zijn reis en het oogmerk ervan: de prediking van de gekruiste Christus onder de Joden.
Genadewerk
Voor het functioneren van de beloften voor Israël in het persoonlijk leven en in de prediking is het nodig dat we ons laten leiden door liefde tot het Joodse volk. Dat is niet zo vanzelfsprekend. Ook voor (reformatorische) christenen niet. Een volk liefhebben dat niet vraagt naar de Messias? Daar vijand van is? Een natie die recht heeft op een eigen land, maar zich om dat te verdedigen niet altijd van zijn beste kant laat zien? Toch is het een volk om lief te hebben, als we bedenken dat de Joden het volk van de Bijbel, het oude bondsvolk zijn.
Een Arabische voorganger zei eens: „Toen God me een nieuw hart gaf, kreeg ik liefde tot God, maar in het bijzonder ook tot het Joodse volk.” Er is dus kennelijk een verband tussen het genadewerk van God in het leven van mensen en de wijze waarop ze naar Israël kijken. Dat deze voorganger liefde in zijn hart kreeg voor het Joodse volk, was niet alleen omdat hij de God van dat volk lief kreeg, maar ook omdat zijn hart was vernieuwd door Hem Die naar het vlees uit het Joodse volk is voortgekomen. Zou je dat volk dan niet liefhebben?
Holocaust
Het behoeft geen betoog dat de verschrikkingen van de Holocaust een bijkans onoverbrugbare kloof vormen voor Evangelieverkondiging onder de Joden. Maar die kloof mag een Bijbelse opdracht niet verdringen.
Dat vraagt wel om respect, zorgvuldigheid, voorzichtigheid en ootmoed. Niettemin moet de liefde tot Israël ons dringen om, bescheiden en beleefd, vol te houden dat de Messias is gekomen en voortgaat om Zijn beloften te vervullen: „Alzo zal geheel Israël zalig worden” (Romeinen 11:26).
We twijfelen er niet aan dat Gods beloften in Christus ja en amen zijn, ook die ten aanzien van Zijn heilshandelen met het Joodse volk. Dat moet onze houding tot het Joodse volk bepalen, ook al wijst niets in de Joodse gemeenschap erop dat er een vragen naar de Messias aanstaande is. Of zou de groei van de Messiaanse beweging daarvan een voorbode kunnen zijn?
Ezechiël 37
Hoe functioneren de beloften voor Israël in het hart van de prediker? Ik kan natuurlijk alleen over mezelf spreken. Opgevoed in kringen waar er geen of nauwelijks aandacht was voor het Joodse volk en waar de vervangingsleer vanzelfsprekend was, ben ik door het werk van de Gereformeerde Gemeenten onder het Joodse volk met andere ogen naar dat volk gaan kijken. Dat heeft zich vertaald in reizen naar het land Israël en schrijven over de Joodse wereld. De drijfveer daarvoor is liefde tot God en Zijn Woord en daarom ook tot Israël.
In de Bijbel komen we perioden tegen waarin het met het volk van Israël voorgoed leek af te lopen. Maar God bewaarde het volk. Oudtestamentisch omdat de Christus uit dit volk geboren moest worden. Nu omdat Zijn beloften voor dit volk op vervulling wachten.
Als het over de oudtestamentische beloften gaat, is het goed om in de prediking uit te gaan van een meervoudige vervulling van de profetie. Passen we die toe op bijvoorbeeld Ezechiël 37, waar het visioen van de vallei vol dorre doodsbeenderen wordt beschreven, dan kan in de eerste plaats gewezen worden op het concrete historische feit dat het volk van Israël in gevangenschap in Babel verkeert, in een situatie die te vergelijken is met een vallei vol zeer dorre doodsbeenderen. Ook dat er weer geest en leven zal komen in die dorre doodsbeenderen, doordat de Heere het volk zal verlossen.
Vervolgens komt de christologische duiding aan de orde. Het gaat immers om opwekking van doden en het levend maken door de Geest. Kortom: om de komst van het rijk van Christus. Ook komt de wijze aan bod waarop dit Schriftgedeelte zijn vervulling krijgt in de gemeente van Christus. Uit Jood en heiden.
Lessen voor het persoonlijk-bevindelijke leven liggen er eveneens duidelijk in. Denk aan noties als wedergeboorte en levensheiliging. Dan is er ook nog de letterlijk-eschatologische betekenis, die over de eeuwen heen ziet naar de wederkomst. Ten slotte een vervulling op de jongste dag in de eeuwige heerlijkheid. Als Christus’ gemeente uit Jood en heiden haar Zaligmaker zal roemen en prijzen tot in eeuwigheid.
Landbelofte
Ook met het oog op de landbelofte is Ezechiël 37 belangrijk, al rijzen er wel vragen. Moet er eerst sprake zijn van bekering voordat het volk naar het land Israël mag terugkeren? In Deuteronomium 30 is de volgorde: bekering-wederkeer, maar in Ezechiël 36:24-28 wederkeer-bekering. Een andere vraag is of de stichting van de staat Israël in 1948 een begin is van de vervulling van Gods beloften of dat het gaat om de stichting van een staat die alleen betekenis heeft voor het volkerenrecht.
Dat neemt niet weg dat God wel op een wonderlijke wijze met Israël bezig is. Bereidt Hij de weg voor de vervulling van Zijn beloften? Is de terugkeer van vele Joden een blijk van Gods bemoeienis met hen? Is Hij het die hen terugbrengt? Of gaan ze alleen uit eigen beweging terug? Naarmate ik me er meer in verdiep, zou ik aan wat de Bijbel ons leert tekortdoen als ik een begin van de vervulling zou ontkennen.
Verder moet ons uitgangspunt zijn dat er ook voor de Joden geen ware kennis van God is buiten de openbaring van Christus om. We constateren dat het Joodse volk voor een groot deel Jezus weer heeft ontdekt (denk aan de geschriften van de Joodse geleerde Pinchas Lapide en anderen), maar even beslist constateren we dat het Christus nog niet heeft gevonden. De noodzaak van Evangelieverkondiging onder de Joden wordt daarmee extra onderstreept.
De auteur is emeritus predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. Dit artikel is een samenvatting van de lezing getiteld ”Hoe functioneren de beloften voor Israël in het hart van de prediker en zijn prediking?”, die hij op 29 augustus hield tijdens de Haamstede Conferentie in Elspeet.