Meditatie: Heerlijk schouwspel
Psalm 8:7
„Gij doet hem heersen over de werken van Uw handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet.”
Met Gods handen en voeten bedoel ik de werken die voor onze ogen zijn tentoongespreid. Zodra wij ons van Christus verwijderen, zullen wij noodzakelijkerwijs dwalen, zowel in de meest duistere als in de meest vatbare dingen. Want al begint Mozes in dit boek met de schepping van de wereld toch laat hij ons daarbij niet blijven. Dit moet samengaan: dat God de wereld heeft geschapen en dat de mens, met het licht van de kennis begaafd en met tal van voorrechten vereerd, door eigen schuld is gevallen en zich daardoor van al de goederen, die hij verkregen had, heeft beroofd. Hij heeft door Gods genade het verloren leven terug ontvangen, en dat alleen door Christus’ verdienste. Daardoor bleef er op aarde altijd een geslacht dat de belofte van het eeuwige leven had, en daarop vertrouwende, God diende.
Hierop nu ziet de samenhang van heel de geschiedenis: dat het menselijk geslacht zo door God is bewaard, dat Hij in het bijzonder zorgde voor Zijn kerk. De mens is na de Schepping van de wereld als het ware op een schouwplaats gesteld, om boven en beneden zich Gods wonderbare werken te aanschouwen, en zijn Maker eerbiedig te loven. Alles is verder tot gebruik van de mens bestemd, opdat hij des te nauwer aan God verbonden zou zijn, en zich geheel aan Hem in ware gehoorzaamheid zou toewijden.
Johannes Calvijn, reformator te Genève
(”Voorwoord op Genesis”, 1563)