Meditatie: Een strik
Mattheüs 18:7
„Wee der wereld vanwege de ergernissen; want het is noodzakelijk dat de ergernissen komen; doch wee dien mens door welken de ergernis komt.”
Goddelozen zeggen niet dat de zonde hun lief is, maar hun daden zeggen het. Het is hun troetelkind. De mens zit zo vast aan de zonden. Hij is er zo moeilijk van af te brengen. Daar hebt u het beeld, dat in de gelijkenis voorgesteld wordt. Nu: „Indien uw oog, uw hand, uw voet u ergert.” Wat is ergeren? Ergeren betekent iemand iets in de weg leggen, waarover hij struikelt of valt en waardoor hij geen voortgang kan maken. Ergeren betekent iemand tot een strik zijn, zoals een jager, die op verborgen plaatsen zijn strikken spant met een lokaas: in de gangen, waar het wild naar het lokaas komt, zijn de strikken, en zo worden zij gevangen. Net zo is het met de verdorvenheden –die rechterogen en rechterhanden–, zij maken dat de mens geen voortgang kan maken op die weg die de verstandige naar boven leidt. Ja, zijn verdorvenheden zijn hem als een strik met een lokaas: u zit vast, en u weet het niet; u bent verstrikt, voordat u het merkt. Dan is het: Heere, ik wist niet dat van zo’n kleine zonde zo’n grote zou kunnen komen. Als u in die zonde blijft, zal zij u hinderen op uw weg, u zult geen voorspoed hebben, zodat u uiteindelijk belijdt: Heere, ik zie, het is om mijn leven te doen; ach Heere, hoe heb ik zo kunnen vervallen?
Bernardus Smijtegelt, predikant te Middelburg
(”Een Woord op zijn tijd, 1744”)