Amerikaanse theoloog: David was geen kleine jongen meer in strijd met Goliath
Toen David de strijd aanbond met reus Goliath, was hij geen kleine herdersjongen meer, maar een sterke twintiger, aldus de Amerikaanse oudtestamenticus Jordan K. Monson.
Monson, hoogleraar aan Huntington University in de Amerikaanse staat Indiana, publiceerde zijn visie onlangs op de nieuwssite Christianity Today.
Volgens Monson wordt David in veel kinderbijbels ten onrechte als een kleine herdersjongen afgebeeld. Dat beeld is oud: zelfs kerkvaders als Johannes Chrystostomus en Johannes Cassianus zagen David als een kleine jongen, zegt Monson.
De oudtestamenticus berekent dat vader Isaï David op pad stuurde met twintig kilo voedsel voor zijn broers, en dat terwijl hij zo’n 25 kilometer moest lopen van Bethlehem naar de Elahvallei, waar het Israëlitische leger was. Het Hebreeuws laat bovendien zien dat David op zijn tocht rende in plaats van liep. „David is geen kind, hij lijkt meer op een marinier”, aldus Monson.
Twintiger
Als Saul David wil weerhouden om met Goliath te vechten, noemt hij hem een „jongeling”. Het Hebreeuwse woord ”na’ar” dat hier wordt gebruikt, is volgens Monson erg breed, maar kan onder meer verwijzen naar een twintiger.
Monson wijst er ook op dat David –ook al probeert Saul hem te weerhouden om tegen Goliath te vechten– wél serieus genomen wordt. „Als David een jongen was, had Saul hem nooit laten halen.”
Vaak wordt gewezen op de wapenrusting die David niet wilde aantrekken. Echter, als David een jongen was, zou Saul niet eens geprobeerd hebben om hem zijn wapenrusting aan te trekken, betoogt Monson.
Slingeren
Monson wijst op het beroemde zestiende-eeuwse beeld van David van de Italiaanse kunstenaar Michelangelo. David is in het vijf meter hoge marmeren beeld duidelijk een sterke jongeman.
De these van Monson is aannemelijk, zegt oudtestamenticus prof. dr. Mart-Jan Paul desgevraagd. „David was een geoefend strijder, had al gevochten met een leeuw en een beer en was bedreven in het slingeren. Dat laatste moet een jarenlange training zijn geweest. Het Hebreeuwse woord na’ar past goed bij iemand van ongeveer twintig jaar”, aldus de hoogleraar.