Meditatie: Jezus kent allen
Johannes 2:24
„Maar Jezus Zelf betrouwde hun Zichzelven niet, omdat Hij hen allen kende.”
Wij lezen dat toen onze Heere de eerste maal in Jeruzalem was, „Hij zichzelf hun niet betrouwde” die in Hem beleden te geloven. Hij wist dat men hen niet vertrouwen kon. Zij waren verwonderd over de wonderen die zij Hem zagen doen. Zij waren zelfs verstandelijk overtuigd dat Hij de lang verwachte Messias was. Maar zij waren niet „waarlijk Zijn discipelen” (Johannes 8:31). Zij waren niet bekeerd en geen ware gelovigen. Hun harten waren niet recht in de ogen van God, ofschoon hun gevoel was opgewekt. Hun inwendige mens was niet vernieuwd, wat zij ook met hun lippen mochten belijden. Onze Heere wist dat bijna allen van hen hoorders waren van een steenachtige grond (Lukas 8:13). Zodra verdrukking of vervolging om het Woord kwam, zou waarschijnlijk hun zogenaamd geloof verkwijnen en ophouden. Dit alles zag onze Heere duidelijk, als anderen het niet zagen. Andreas, Petrus, Johannes, Filippus en Nathanaël verwonderden zich misschien dat hun Meester deze blijkbaar gelovigen niet met open armen ontving. Maar zij konden de dingen alleen naar het uitwendige beoordelen. Hun Meester kon in de harten lezen. „Hij wist wat in de mens was.” Deze waarheid moet huichelaars en valse belijders doen beven. Zij mogen de mensen bedriegen, zij mogen de mantel van de godsdienst dragen en, als gepleisterde graven, schoon schijnen in de ogen van de mensen; maar zij kunnen Christus niet bedriegen.
J.C. Ryle, bisschop te Liverpool
(”Uitleggende gedachten over Johannes”, 1874)