Veertigste zendings- en ontmoetingsdag Harskamp: het Evangelie kwam ook in Ethiopië
„Het is het grootste wonder als een heiden, veraf of hier, mag zeggen: Hij is mijn Heil.” Met deze woorden opende ds. A. Vlietstra zaterdag de jaarlijkse zendings- en ontmoetingsdag van de hersteld hervormde gemeente in Harskamp.
Uitgangspunt voor zijn openingswoord op de veertigste zendings- en ontmoetingsdag in Harskamp was Jesaja 49:1-6. „Pure zendingsstof”, aldus ds. Vlietstra, predikant van de gemeente.
Ds. H.J. van Marle, predikant van de hersteld hervormde gemeente in Staphorst, mediteerde vervolgens over Jesaja 54:1. „Daarin lezen we in één woord de toestand van het volk Israël: onvruchtbaarheid. Ook in het natuurlijke leven, als we getrouwd zijn en geen kinderen kunnen krijgen, is dit een diep woord.”
In het tekstgedeelte spreekt Jesaja echter over de „geestelijke onvruchtbaarheid” van Israël, zei ds. Van Marle. „Misschien geldt het ook van ons. Geschapen om vrucht te dragen, gesteld onder de bediening van het Woord; maar er zijn geen geestelijke vruchten van ootmoed, betrouw, geloof en bekering. Laat het ons uitdrijven tot de Heere. Hij kan een onvruchtbare vruchtbaar maken.”
Ds. A. de Groot sprak over Filippus en de kamerling. De predikant uit Genemuiden legde aan de hand van Handelingen 8:35 uit hoe „Christus en Zijn zending verheerlijkt is in een Moorman.” Filippus werkte met zegen in Samaria, maar de Heere riep hem naar de woeste weg van Jeruzalem naar Gaza. Tegelijk werd de Moorman geroepen om naar Jeruzalem te gaan, „door de voorzienige leiding van de Heere”, aldus ds. De Groot. Filippus werd door de Heere gebruikt om Jesaja 53 uit te leggen: „opdat ook een Ethiopiër dat rijke, maar ook afsnijdende Evangelie zou horen. Alleen Christus is Hem aangenaam.”
Milde regen
Waarom kon de Moorman zijn weg vervolgen met blijdschap? „Hij had de Heere Jezus Christus niet in zijn hoofd, maar in zijn hart. Dat verblijdt hem. Een ding weet ik zeker: deze heiden, die geen heiden meer is, mocht Christus meenemen naar Ethiopië. Zou je daar van kunnen zwijgen?”
Tijdens het middaggedeelte las ds. J. van Meggelen (Nederhemert) Psalm 68:1-10. Hij stond stil bij vers 10, waarin de psalmdichter spreekt over een milde regen. De predikant wees de aanwezigen op het afnemende besef, ook in de kerk, dat regen van de Heere komt.
Aan de hand van de geschiedenis van Achab en Elia legde ds. Van Meggelen uit hoe de Heere droogte wil gebruiken om „een dorstige ziel begerig te maken naar Hem. God werkt een onhoudbare dorst. Weet u wat het is om zo’n uitgedroogde ziel te hebben?” Daar blijft het echter niet bij: de Heere belooft „een zeer milde regen: overvloedig en onbegrensd’’, aldus de predikant.
Malawi
Ten slotte sprak emeritus zendingspredikant ds. R.J. Oomen uit Nederhemert. Hij bracht een groet over van de kerk in Malawi die hij de afgelopen weken had bezocht. Hierna bepaalde hij de aanwezigen bij Handelingen 10:26-36, waar het gaat over Petrus en de hoofdman Cornelius. Deze heidense hoofdman was overgegaan tot het jodendom, maar vond daarin „geen vrede”, aldus ds. Oomen. De Heere gebruikte drie middelen om Cornelius tot geloof te brengen: het gebed, een engel en Petrus.
Vervolgens schetste ds. Oomen de prediking van Petrus en vroeg: ,Wat heeft de Heere niet willen doen om zondaren te zoeken en te zaligen? Rust u nog op uw eigen gerechtigheid of mag het bij u zijn: Komt luistert toe, hoort, wat mij God deed ondervinden?” Aan het einde van zijn overdenking riep hij op tot gebed voor het zendingsveld in Malawi, opdat „de Heere een man naar Zijn raad wil zenden.”
Ds. Vlietstra sloot de zendingsdag af met een verhaal waarmee hij illustreerde hoe „de duivel er alles aan doet om te voorkomen dat Gods Woord kracht doet”. Hij constateerde dat „ook in ons vaderland een strijd ontbrandt tegen het Woord van God. Daarom, gelukkig de kerk die haar hulp en kracht alleen van God verwacht.”