SGPJ moet niet blijven doorploeteren met interne verdeeldheid
Onze maatschappij heeft behoefte aan het geluid van een politieke jongerenorganisatie die zich laat gezeggen door de Bijbel, zei Benthuizenaar Willem Pos, nadat hij in 2016 de functie van voorzitter van de SGP-jongeren had aanvaard.
In de media-optredens die hij na zijn aanstelling voor zijn rekening nam, somde hij zijn speerpunten op. Het betrof: inzetten op de bescherming van ongeboren leven, strijden tegen de wantoestanden in de prostitutie, opkomen voor de vrijheid van onderwijs en blijvend solidariteit betonen met Israël.
Pos’ actiepunten van destijds leken als twee druppels water op die van Kees van der Staaij, de partijleider van de SGP. Dat was geen toeval. Enkele incidentjes daargelaten vormen de moederpartij en de politieke jongerenorganisatie doorgaans twee handen op één buik, in de goede zin van het woord. „We hebben als SGP-jongeren nooit veel opgehad met het idee van de luis in de pels van de moederpartij”, zei een andere oud-voorzitter, Christian van Bemmel, in 2003 veelbetekenend.
Mede dankzij dat gegeven kon de SGPJ zich jarenlang toeleggen op de vorming van jongeren én hen op die manier, samen met het aanleren van debat- en mediavaardigheden, klaarstomen voor het echte werk in de politiek. Daarmee was de jongerenorganisatie een kweekvijver en vormingsinstituut ineen.
Het is voor insiders geen geheim dat vorming en toerusting op de vergaderagenda’s van de huidige jonge en onervaren SGPJ-bestuurders al geruime tijd een paar plaatsen zijn gezakt. Daarvoor in de plaats is nu crisismanagement een van de prioriteiten, zo blijkt uit een onthullend relaas in deze krant over het actuele reilen en zeilen binnen de SGPJ. En reageren op het zoveelste ongelukkige mediaoptreden van individuele leden. En dreigende onenigheid over de te varen koers in de kiem zien te smoren. En ga zo maar door.
Als dat zo blijft doorgaan, breekt dat de partij vroeg of laat een keer op. De SGP doet er goed aan om dat rampscenario hoe dan ook af te wenden, zodat de SGPJ een kweekvijver en vormingsinstituut blijft. De vraag is hoe, maar duidelijk is dat het eenzaam laten doorploeteren van het groepje moedige jongeren die nu het bestuur vormen niet de meest logische optie is.
Hoogste tijd dus dat de SGP eens beziet of de fte’s op het partijbureau zo kunnen worden herschikt dat een deel van het tijdrovende, organiserende werk op beroepskrachten overgaat. En of de SGPJ bij het organiseren van de broodnodige vormingsactiviteiten bijvoorbeeld support kan krijgen van het Wetenschappelijk Instituut. Alles overlaten aan goedwillende jongeren is geen reële optie in een tijd waarin al hun aandacht dreigt te worden weggetrokken door de wokecultuur, studieverplichtingen en de dagelijkse mediahypes. In beweging komen, is even lastig; ook voor partijbestuurders. Maar als het gezegde ”Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst” hier leidend is, zijn lastige keuze vast zo gemaakt.