Arthur Alderliesten: Spreek als kerk overheid aan op omgang met embryo
Als de overheid niet beschermend optreedt richting het leven van een embryo, is het de taak van de kerk haar daarop aan te spreken.
Die oproep doet Arthur Alderliesten, directeur van Schreeuw om Leven, in ”Recht op leven. Aanzet voor een bio-ethiek van het levensbegin”. Het manuscript is het sluitstuk op zijn masterstudie theologie en ethiek aan de Theologische Universiteit Kampen | Utrecht. In het boek reflecteert Alderliesten op actuele medisch-ethische ontwikkelingen, vanuit het gedachtegoed van de Duitse theoloog en ethicus Dietrich Bonhoeffer (1906-1945).
Vrijdagmiddag presenteert Alderliesten het boek tijdens een symposium in de Sint-Janskerk in Gouda. Vertegenwoordigers van vier kerkverbanden –de Gereformeerde Gemeenten, de Protestantse Kerk in Nederland, de Rooms-Katholieke Kerk en de Oud-Katholieke Kerk van Nederland– zullen dan reageren op zijn appel.
Hoopt u dat de kerken in Den Haag gaan lobbyen voor het aanscherpen van de abortuswetgeving?
Alderliesten: „De manier waarop de kerken de overheid, maar ook de wetenschap en de samenleving, kunnen wijzen op haar verantwoordelijkheid richting het ongeboren leven, laat ik aan hen over. Als het maar gebeurt. Het zou mooi zijn als er iets gezamenlijks tot stand komt tussen de verschillende kerken. Dan zijn we christelijk bezig.”
Wat vindt u de zorgelijkste medische ontwikkeling op het moment?
„De wens om embryo’s louter en alleen voor onderzoek te kweken. Als de wetgeving op dat punt wordt verruimd, versnelt dat de ontwikkeling van allerlei ethisch beladen technieken, zoals kiembaanmodificatie (het aanpassen van DNA bij het prille embryo, MC) en in vitro gametogenese (het ontwikkelen van geslachtscellen uit bijvoorbeeld een huidcel, MC).
Embryokweek is moreel gezien misschien nog wel een ernstiger vergrijp dan abortus. Voor abortus kiezen mensen soms omdat er sprake is van een noodsituatie. Maar bij embryokweek besluiten wetenschappers bewust menselijk leven te creëren met als doel daarmee onderzoek te doen, waarna het leven wordt vernietigd.”
U bent gefascineerd door Dietrich Bonhoeffer. Waarom?
„Ik houd me al heel lang met zijn werken bezig. Zijn kracht zit in de ethiek. Hij kan heel principieel en radicaal zijn. Dat helpt ons als christenen vandaag de dag nog steeds. Zo noemt hij het doden van de vrucht in de moederschoot „aantasting van het recht op leven dat God aan dit wordende leven heeft verleend”.
Bonhoeffer is ook een originele denker. Zijn teksten over ethiek die ik heb bestudeerd, heeft hij in een klooster geschreven. Daarbij heeft hij als protestant gebruikgemaakt van de rooms-katholieke moraaltheologie (de studie van morele vraagstukken, MC). Dat maakt hem verfrissend. Omdat hij zijn teksten tijdens het naziregime schreef, moest hij zinnen soms versluierd formuleren. Het is daardoor een ware ontdekkingstocht om met zijn werk bezig te zijn.”
De oriëntatie op Christus is bij Bonhoeffer van beslissende betekenis, schrijft u. Wat betekent dat voor zijn visie op het ongeboren leven?
„De christologie, de studie van Wie Christus is, vormt de basis van Bonhoeffers ethiek. Zo haalt hij argumenten uit de heilsfeiten: Jezus’ menswording, kruisiging en opstanding. Met Zijn menswording benadrukt Christus de waarde van het menselijk lichaam. Dat geldt ook voor de opstanding. Hij is immers als mens opgestaan en niet als bijvoorbeeld een engel.
Dat Jezus is gekruisigd, leert christenen dat lijden betekenis heeft, en niet per se iets is wat we moeten uitbannen. Lijden kan ook vreugde geven, zegt Bonhoeffer, en de weg bereiden om te komen bij de Zaligmaker, Die Zelf ook geleden heeft. Die notie kan ons helpen bij de ethische afwegingen rond bijvoorbeeld het gebruik van ivf (reageerbuisbevruchting, MC) bij kinderloosheid.
Het kruis stelt ook de gerichtheid op succes onder kritiek. Het veroordeelt de wereld waarin het hebben van succes de maatstaf is, en zet de mens op het spoor van het aanvaarden van lijden. Dat wil niet zeggen dat we ziektes niet mogen bestrijden. Maar wel dat het doel niet alle middelen heiligt.
Ik moet daarbij denken aan de recente initiatiefwet van D66 en VVD, waarmee de partijen de basis willen leggen voor het kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek. Volgens D66-Kamerlid Jan Paternotte is onderzoek met embryo’s nodig voor goede zorg. Dat is een nobel doel, maar het mag niet ten koste gaan van prille levens.”
Euthanasie
In ”Recht op leven” wijdt Alderliesten een hoofdstuk aan het eugenetisch denken en handelen van het Duits nationaalsocialisme, dat streefde naar een zuiver ras zonder genetische aandoeningen. Zo was het volgens de beruchte Neurenberger wetten verboden te trouwen met iemand met erfelijke doofheid, schizofrenie of aangeboren zwakzinnigheid.
Ook kwam euthanasie voor in het Derde Rijk. Hitler gaf sommige artsen de opdracht „Gnadentod”, euthanasie, toe te passen bij ongeneeslijk zieken. Maar ook baby’s met gebreken waren hun leven niet zeker.
Verloskundigen dienden de geboorte van een kind met een afwijking te melden. Daarvoor kregen ze twee rijksmarken. Vaak betekende dat het doodsvonnis van de pasgeborene.
Waarom hebt u dit heftige ondewerp opgenomen?
„In prolifekring wordt weleens de vergelijking getrokken tussen de abortus- en euthanasiepraktijk van nu en de praktijken van het naziregime. Daarom wilde ik de overeenkomsten en verschillen zorgvuldig op een rij zetten.
Het grote verschil tussen toen en nu is dat de praktijken van de nazi’s wettelijk waren vastgelegd. Daaraan konden mensen zich niet onttrekken. Dat gebeurt nu niet. Het is de keuze van de ouders om wel of niet een kind met een afwijking te laten aborteren.”
Welke overeenkomsten ziet u?
„De belangrijkste overeenkomst is misschien wel de medicalisering van ons denken; dat we voor veel problemen een medische oplossing zoeken. Neem de discussie rond voltooid leven. Als mensen hun leven voltooid vinden, grijpen ze naar een zelfgekozen levenseinde. Terwijl een belangrijke reden voor een voltooid leven vaak eenzaamheid is. Dat is eerder een sociaal-ethisch probleem, dat niet medisch moet worden opgelost.
In de Tweede Wereldoorlog moesten kinderen tijdens rekenlessen becijferen wat zwakzinnigen de samenleving kosten. Iets vergelijkbaars kwam ik recent tegen in een publicatie van het RIVM. Het kennisinstituut had de zorgkosten berekend voor mensen met het Downsyndroom. Dat is zogenaamd neutrale informatie, maar het doet wel wat met je denken.”