Hoe Bart Blokland energietransitie weer vlot trekt
De energietransitie dreigt piepend en krakend vast te lopen. Het elektriciteitsnet kan het groeiende aanbod van groene stroom en de oplopende vraag naar stroom niet aan; technisch personeel is schaars, en de miljarden euro’s die nodig zijn, liggen niet voor het oprapen.
Bart Blokland van adviesbureau 3VAS uit Overberg heeft er dagelijks mee te maken. „Door netcongestie kunnen bedrijven en bedrijventerreinen de elektrificatieslag niet maken. Ook nieuwe bedrijven krijgen geen aansluitcapaciteit. Nieuwe zonneparken evenmin.”
Wat is het probleem dan?
„Regionale netbeheerders, zoals Liander, Stedin en Enexis, zijn door de regelgeving aan handen en voeten gebonden. Ze mogen niet proactief investeren in het elektriciteitsnet met het oog op de toekomst, maar hebben wel een aansluitplicht.
Komt er een aanvraag voor een nieuwe aansluiting, dan kijkt de netbeheerder of die nog past binnen de bestaande maximale capaciteit van het net. De optelsom van alle bestaande contracten bepaalt dan of die ruimte er nog is.
Om een voorbeeld te geven: Een bedrijventerrein is aangesloten op een verdeelstation met een capaciteit van 40 megawatt. Als uit de prognoses van de netbeheerder blijkt dat het verwacht gebruik van de aangesloten bedrijven opgeteld ook 40 megawatt is, dan is eerst een uitbreiding of verzwaring nodig. Komt er een bedrijf bij, of wil een bedrijf zijn contract uitbreiden, dan roept de netbeheerder: „Ho.” Meer capaciteit is er op dat moment niet. Het bedrijf komt op de wachtlijst. Pas na de uitbreiding van de netcapaciteit kan de beheerder nieuwe capaciteit voor aansluitingen uitgeven.”
Dan is er sprake van netcongestie?
„Precies. Netcongestie komt niet helemaal uit de lucht vallen. Vroeger konden de regionale netbeheerders de aanvragen prima bijbenen met uitbreidingen en verzwaringen. Ergens tussen 2005 en 2008 leefde wel het idee: als de energietransitie doorzet, dan zou er weleens een capaciteitsprobleem kunnen ontstaan. Dat bleek uit de langetermijnplanningen.
De prognoses konden in 2007-2008 de prullenbak in door de bankencrisis. In 2013 en 2014 was er weer een tijdelijke dip. Het was toen maatschappelijk niet verantwoord om fors te investeren. Bovendien was het binnen de bestaande wetten en regels niet toegestaan.
Momenteel zijn ingrepen in het regionale elektriciteitsnet wel hard nodig. Daarvoor zijn miljarden nodig, waarover de netbeheerders niet zomaar beschikken. Bovendien zijn materialen duur, ruimte en technisch personeel schaars, en tot overmaat van ramp wordt ook geld lenen steeds duurder. Kortom, de traditionele manieren om dit capaciteitsprobleem op te lossen, zijn onhoudbaar gebleken.”
Hoe groot is het probleem van netcongestie momenteel?
„Gigantisch groot. Het aantal aanvragen schiet omhoog en de capaciteit blijft ver achter. Op de capaciteitskaart van Netbeheer Nederland kleurt een steeds groter deel van ons land knalrood. Netbeheerders kunnen momenteel zo’n 5600 aanvragen van bedrijven niet honoreren. Ze zullen er alles aan doen om de grenzen van het elektriciteitssysteem op te zoeken. Maar gaan ze eroverheen, dan kan iedereen zonder stroom komen te zitten. En dat wil je ook niet.
Het gaat om serieuze aanvragen, ook van bestaande bedrijven die willen omschakelen van fossiele brandstoffen naar elektriciteit. Zo ken ik een bedrijf met een 400 kilowatt-aansluiting. Dat heeft een aanvraag lopen voor een aansluiting van 20.000 kilowatt. Die krijgt het niet, omdat de capaciteit ontbreekt.
Zo’n 3500 bedrijventerreinen zitten op slot; nieuw ontwikkelde bedrijventerreinen kunnen niet starten en woningbouwprojecten staan stil. Dat kost bedrijven serieus geld: hun investeringen renderen niet; in sommige gevallen zijn er zelfs geen inkomsten en teren ze in op hun vermogen.”
Waar ligt de oorzaak van netcongestie?
„Als je het helemaal zou uitpluizen, kom je uit bij de regelgeving in de energiesector. Vanaf 2008 trad de Wet onafhankelijk netbeheer, ook wel Splitsingswet genoemd, in werking. Energiebedrijven moesten netbeheer en energielevering en -productie uit elkaar halen. Dat zijn afzonderlijke eilanden geworden.
Productie- en leveringsbedrijven opereren in de ‘vrije’ markt. Netbeheerders zijn gebonden aan strenge beperkingen uit de Energiewet. Het is een keurslijf: proactief acteren op de energietransitie mogen ze niet. Een netbeheerder die dat wel deed, kreeg te maken met rechtszaken. En de vrije energiemarkt van vraag en aanbod heeft het congestieprobleem ook niet kunnen voorkomen.
Er is nog een oorzaak: het nationaal programma Regionale Energie Strategie, ook wel RES geheten. Dit programma regelde dat regio’s energie zouden gaan opwekken met zon en wind. Het liefst zo veel mogelijk, want Nederland moet de duurzame-energiedoelen wel halen.
Overal in het noorden, oosten en zuiden van Nederland verrijzen windparken en worden zonneparken gepland. Het gevolg is dat er een enorm aanbod is voorzien op plekken waar de elektriciteit niet wordt gebruikt. Dus zijn er zware stroomkabels nodig om de opgewekte elektriciteit bij de gebruikers in de stedelijke omgeving te brengen. En die dikke kabels zijn er niet, waardoor sommige zonneparken momenteel geen of beperkt aansluiting kunnen krijgen op het net.
We hebben daardoor te maken met twee soorten netcongesties: er is een capaciteitstekort aan de afnamekant voor gebruikers, en er is een tekort aan de invoerkant voor de energieproducenten. We kunnen straks zeggen: De RES is geslaagd, maar we hebben congestie gecreëerd, de lokale energietransitie geblokkeerd en Nederland zit op slot.
Met de kennis van nu zeggen we: Dat was knap onhandig. Beleidsmakers hebben niet gekeken waar de vraag naar energie zat, maar waar ruimte was. Ze hebben op de verkeerde plekken willen scoren. Cynisch zou je kunnen zeggen: de grote wind- en zonneparken frustreren de lokale energietransitie.
En die vergissing pakt duur uit. De rekening ervan komt bij iedereen terecht. Bedrijven zien de tarieven van hun netbeheerder fors stijgen: ze schrikken zich naar. Maar huishoudens krijgen de factuur ook gepresenteerd.”
Hoe kan netcongestie worden opgelost?
„Niet door alleen naar de netbeheerder te kijken. Die heeft als enige wettelijke remedie kabels verzwaren en netten uitbreiden. En dat is niet haalbaar, gezien de omvang van de energietransitie.
De oplossing is simpel: breng vraag en aanbod bij elkaar. Als bedrijven in Utrecht hun stroom moet halen uit grote zonneparken bij Zwolle, is dat niet zo slim. Dan heb je zware kabels nodig met voldoende capaciteit. Dan kan zo’n bedrijf beter zelf zonnepanelen op zijn dak leggen, of vragen of het het dak van zijn buren daarvoor mag gebruiken. En gebruik de stroom op het moment dat die wordt opgewekt.”
U hebt nog een andere, slimme oplossing bedacht.
„De ontwikkelaar van bedrijventerreinen in de regio Schiphol, SADC, werkte in 2020 aan de ontwikkeling van een duurzaam energiesysteem voor Schiphol Trade Park. Toen de netbeheerder onverwacht congestie afgekondigde, heeft SADC diverse scenario’s uitgewerkt. Vier bedrijven hadden transportcapaciteit gekregen, meer was er niet beschikbaar. Samen met de netbeheerder én de lokale bedrijven heeft SADC een plan uitgewerkt en gerealiseerd om de lokale netcapaciteit te delen.
De kernvraag is: wat zouden we lokaal met elkaar kunnen delen? Net als de christelijke gemeente vroeger: die had alles gemeenschappelijk. Dat principe hebben we toegepast op bedrijventerrein Schiphol Trade Park. Met resultaat, want alle vijftien bedrijven gebruiken nu stroom van het bestaande elektriciteitsnet zonder de capaciteit daarvan te overschrijden.”
Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?
Blokland laat op zijn laptop een filmpje zien. „Aanvankelijk was het ieder voor zich. Enkele bedrijven hadden een aansluiting met voldoende capaciteit, andere draaiden op zonnepanelen en een gas- of dieselgenerator die bijsprongen wanneer de zon te weinig stroom leverde. Dat is natuurlijk niet zoals de energietransitie is bedoeld: het is duur en kost meer fossiele brandstof.
Meestal vliegen we zoiets aan als een technisch probleem met technische oplossingen, zoals met de installatie van extra generatoren of batterijen. Ons idee was: de energietransitie is bij uitstek een sociale uitdaging. Kunnen we die ook samen oplossen?
Aanvankelijk was er scepsis. Iedereen vocht voor zijn eigen hachje. Ik kreeg reacties als: „Ben je gek? Ik ga mijn grootste concurrent niet helpen.” Een ander stelde: „Ik ben ondernemer, en je maakt mij niet wijs dat het een win-winsituatie oplevert. Waar zitten de verborgen kosten?” Die zijn er dus niet.
Zodra de ondernemers begrijpen dat ze niets kwijtraken, maar slechts de capaciteit beschikbaar stellen die ze zelf niet nodig hebben, valt het kwartje. Ze kunnen bij een hogere stroomvraag ook de capaciteit van andere bedrijven aanspreken, bijvoorbeeld de batterijen van de buren. Onderling kunnen ze de gebruikte stroom verrekenen via een gezamenlijke energiecoöperatie. Bovendien biedt deze manier van werken de bedrijven meer mogelijkheden voor uitbreiding in de toekomst. Iedereen wint daarbij, verliezers zijn er niet. De eerste twee bedrijven zijn al een proef gestart om elkaar stroom te leveren.”
Blokland laat op zijn laptop de elektriciteitsvraag van het industrieterrein van dat moment zien. De grafiek beweegt zich ruimschoots onder de totale netcapaciteit die de netbeheerder heeft afgesproken. De verwachting is nu dat het terrein dit jaar een overschot aan zonne-energie gaat produceren.
Laat dit concept zich ook op andere plekken toepassen?
„Jazeker. We werken nu bijvoorbeeld samen op industrieterrein Hessenpoort bij Zwolle. Het probleem is hetzelfde: er treedt netcongestie op, waardoor bestaande en nieuwe bedrijven geen transportcapaciteit kunnen bemachtigen. De uitwerking is anders dan bij Schiphol Trade Park, omdat de lokale omstandigheden verschillen.
Niet alleen hebben we te maken met een andere netbeheerder, er is congestie op de teruglevering en er ligt een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Daardoor zijn alle energiemodaliteiten erbij betrokken: waterstof, warmte en elektriciteit. De uitdaging is om hiervoor lokaal de juiste balans te vinden om netcongestie te voorkomen. Ook hier brengen we de ondernemers samen, meten we realtime de lokale opwekking en het stroomverbruik.”