Kirgizische president waarschuwt voor ”Tulprevolutie”
De Oranjerevolutie in Oekraïne bezorgt menig autocraat en dictator binnen het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) onrustige momenten. De vraag wie de volgende president is die door het volk naar huis wordt gestuurd, houdt hen ongetwijfeld bezig. Een van die nieuwsgierigen is president Askar Akajev van Kirgizistan.
De vreedzame revolutie in Oekraïne is de tweede in een jaar tijd op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie. Eind 2003 wist de bevolking van Georgië toenmalig president Eduard Sjevardnadze uit het zadel te wippen, nadat er op grote schaal bij de parlementsverkiezingen was gefraudeerd - een gebeurtenis die de afgelopen weken voor veel Oekraïners een belangrijke bron van inspiratie vormde.
Na de Rozenrevolutie in Georgië was de grote vraag hoe de leiders van andere oud-Sovjetrepublieken op de gebeurtenissen in het Kaukasusland zouden reageren. Zouden zij de druk op hun eigen bevolking wat verminderen om zo de onvrede en mogelijke onlusten weg te nemen, of juist hun greep op het land versterken door de oppositie nog verder te muilkorven?
Het laatste bleek het geval. Kort nadat president Michail Saakasvili tot president van Georgië was gekozen, hadden in februari en maart 2004 presidentsverkiezingen in Armenië plaats, die -naar goed Oost-Europees gebruik- gepaard gingen met de nodige frauduleuze handelingen. De Armeniërs die daarop de straat opgingen om hun ongenoegen over het verloop van de stembusgang kenbaar te maken, werden vrijwel onmiddellijk door de oproerpolitie uit elkaar geslagen.
De regering in Jerevan liet zich ogenschijnlijk leiden door het voorbeeld van buurland Azerbeidzjan, waar zich in oktober 2003 een soortgelijk tafereel had afgespeeld. De verkiezing van Ilham Alijev -die door zijn doodzieke en inmiddels overleden vader Heydar Alijev als diens opvolger naar voren was geschoven- tot president met 80 procent van de stemmen, bleek een farce. Dat weerhield de autoriteiten er niet van met geweld een einde te maken aan de betogingen in de hoofdstad Bakoe, waarbij één dode viel.
Begin oktober 2004 liet ook het bewind in Kazachstan merken lak te hebben aan democratische rechtsregels. Bij de parlementsverkiezingen in het Centraal-Aziatische land, die door westerse waarnemers als oneerlijk werden bestempeld, behaalde de oppositie welgeteld 1 zetel van de 77. Hoewel president Nursultan Nazarbajev open en eerlijke verkiezingen had beloofd, liep het aantal oppositieleden in de volksvertegenwoordiging van een handvol terug naar nul, aangezien het enige gekozen lid weigerde zijn zetel in te nemen.
Twee weken later was het de beurt aan Wit-Rusland om een nieuw parlement te ’kiezen’. Geen enkele politicus van de oppositie slaagde erin een zetel te veroveren. Bovendien besloten de Wit-Russen dat ”vadertje” Alexander Loekasjenko zich opnieuw kandidaat mag stellen bij de presidentsverkiezingen van 2006.
Ook na de succesvol verlopen Oranjerevolutie in buurland Oekraïne is de ”laatste dictator van Europa” niet van plan zijn beleid aan te passen. De woorden van Saakasvili dat andere post-sovjetische landen het voorbeeld van Georgië en Oekraïne zullen volgen, lijken aan Loekasjenko niet besteed. In zijn land „geen Ro- zen-, Oranje- of bananenrevolutie”, liet hij tijdens een kerstviering in Minsk weten.
Als president zal hij zorgen voor „vrede en stabiliteit.” De autoriteiten treden nog strenger op dan voorheen. Zo moeten Wit-Russen die met een oranjeband de straat opgaan er serieus rekening mee houden te worden opgepakt.
In de woorden van Saakasvili valt vooralsnog de wens als vader van de gedachte te beluisteren. Op de dag dat premier Viktor Janoekovitsj het in de ’derde ronde’ van de Oekraïense presidentsverkiezingen andermaal moest opnemen tegen zijn ri- vaal Viktor Joesjtsjenko, hadden er parlementsverkiezingen plaats in het Oezbekistan van president Islam Karimov. Het contrast tussen beide landen kon volgens waarnemingen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) niet groter. In Oekraïne ver- liep de stembusgang vrij en eerlijk, terwijl de onderdrukte oppositie in het Centraal-Aziatische land geen eerlijke kans kreeg.
Met de parlementsverkiezingen, een week daarvoor, in buurland Turkmenistan was het nog droeviger gesteld. Geen enkele oppositiepartij was vertegenwoordigd. Alle 131 kandidaten die dongen naar de 50 zetels in het parlement, behoorden tot publieke organisaties of tot de Democratische Partij - de enig toegestane partij in het land van Saparmoerat Niyazov oftewel ”Turkmenbashi”, ”Vader aller Turkmenen”.
Georgië en Oekraïne vormen geen garantie dat andere voormalige deelrepublieken van de Sovjet-Unie snel zullen volgen. Daarvoor zijn de onderlinge verschillen tussen de landen te groot. Ex-president Sjevardnadze was ondanks zijn democratische tekortkomingen nu eenmaal niet te vergelijken met despoten als Niyazov of Loekasjenko.
Daarnaast ontberen de meeste GOS-landen een sterke oppositie met een krachtige en samenbindende leider. Hoewel Oekraïne voor de oranjerevolutie geen democratie naar West-Europees model was, bestond de Werchowna Rada wel voor zo’n 40 procent uit kamerleden van de oppositie. Ten slotte kregen de hervormingsgezinde Oekraïners steun van een belangrijke buur, de Europese Unie.
Dit alles betekent overigens niet dat de leiders op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie zich geen zorgen maken over de toekomst. Op 27 februari worden in Kirgizistan parlementsverkiezingen gehouden, in het najaar gevolgd door presidentsverkiezingen. De -verdeelde- oppositie heeft president Askar Akajev al met een ”fluwelen revolutie” gedreigd. Inderdaad gingen vorige week enkele tientallen inwoners van de hoofdstad Bisjkek een aantal dagen de straat op om een van hun eisen ingewilligd te zien. Een poging om een tentenkamp op te slaan, werd echter in de kiem gesmoord.
Dat er niettemin sprake is van enige nervositeit bij de machthebbers, blijkt wel uit de strenge regels voor straatprotesten die onmiddellijk werden uitgevaardigd. De oppositie moet in het vervolg tien dagen van tevoren een demonstratie schriftelijk aankondigen en daarbij precies vermelden hoeveel personen meedoen.
Voor de televisie sprak Akajev verder zijn zorg uit over de mogelijke dreiging van een ”Tulprevolutie” in Kirgizistan. Tegelijkertijd verhoogde hij de studiebeurzen met zo’n 60 procent, nadat studentenorganisaties hun bewondering hadden uitgesproken voor de rol van jongeren in de Rozen- en Oranjerevolutie.