Van papyrus tot moderne kijkbijbel
Spijkerschrift, kleitabletten en de eerste druk van de Statenvertaling. Het is allemaal te zien in het Tilburgse museum Scryption, dat tot en met 28 april exposeert onder het motto ”De Schrift & Het Schrift”. Rode draad vormen de verschillende bijbelhandschriften, -vertalingen en -drukken door de eeuwen heen: van papyrus tot moderne kijkbijbel.
De tentoonstelling behandelt het ontstaan, de inhoud en de samenstelling van de Bijbel en de manier waarop in de bijbeltijd in het Midden-Oosten werd geschreven. Ook wordt getoond hoe de Bijbel in de daaropvolgende eeuwen is overgeschreven, vertaald en gedrukt.
De expositie is zeer breed opgezet. Ze begint met afbeeldingen van het spijkerschrift, rond 2800 voor Christus in Mesopotamië door de Sumeriërs ontwikkeld. De Israëlieten kwamen met het spijkerschrift in contact tijdens hun ballingschap in het Babel van onder meer koning Nebukadnezar. Na het spijkerschrift werd rond 2500 voor Christus in Egypte het hiëroglyfenschrift ontwikkeld. Het eerste alfabet, van de Feniciërs, dateert van rond 1000 voor Christus.
Op de expositie is een potscherf te zien met een Oud-Hebreeuwse tekst (ongeveer 600 jaar voor Christus). Verder zijn klei- en wastabletten tentoongesteld, waarop met een griffel in zachte klei de tekens konden worden ingedrukt. Als het gaat om hard materiaal was een ijzeren stift nodig. Voor papyrus was het instrument de rietpen of de penseel (met behulp van inkt). De Grieken schreven vaak op wasplankjes met een stylus.
De oudste gevonden teksten die rechtstreeks uit de Bijbel komen, dateren uit de zevende eeuw voor Christus. Het Scryption exposeert twee kleine zilveren rolletjes met daarop een fragment van een priesterlijke zegening, zoals die voorkomt in het boek Numeri. Het is het oudste gevonden voorbeeld van een originele tekst uit de Bijbel en dateert van ongeveer 600 jaar voor Christus.
Verder zien we onder andere oude Egyptische papyri die verwijzen naar de tijd die het joodse volk in Egypte doorbracht en voorbeelden van spijkerschrift, waarmee een verband wordt gelegd met de tijd van de ballingschap in Babylonië. De tentoonstelling besteedt ook aandacht aan de diverse talen en schriften die in de eeuwen voor de jaartelling in gebruik waren: het Aramees, het Punisch en het Grieks.
De expositie bezit ook een replica van de beroemde Steen van Rosette. In het begin van de achttiende eeuw vonden Franse archeologen in het Egyptische dorpje Rosette een granieten steen met daarop een tekst in drie verschillende schriften: het hiëroglyfenschrift, het demotische (volksschrift) en het Griekse schrift. Aan de hand hiervan gelukte het in 1822 de Fransman Champollion voor het eerst om de geheimzinnige hiëroglyfentekens te ontcijferen.
De ontwikkeling van het schrift wordt voortgezet in de periode van de Middeleeuwen. De schrijfcultuur beperkte zich voornamelijk tot de kloosters, waar monniken de Bijbel met de hand overschreven. Uit de Middeleeuwen zijn een aantal fraaie handgeschreven Bijbels te zien, zoals een klein reisbijbeltje (waarschijnlijk uit 1491), de Delftse Bijbel uit 1477, de Van Liesvelt-bijbel (vertaling van de Bijbel in het Nederlands van de Duitse Luthervertaling uit 1534) en de zogenaamde Leuvense Bijbel, vertaald naar de Vulgaat, door Nicolaas van Winghe (een exemplaar uit Antwerpen 1546).
Vaak zijn de Bijbels uit deze periode versierd met prachtig geschilderde miniaturen, zoals een 15e-eeuwse miniatuur waarop de evangelist Markus is afgebeeld. Zijn inspiratie haalt hij, gezien zijn gebaar, van boven. Naast hem liggen de reeds geschreven delen van zijn Evangelie en aan zijn voeten ligt de leeuw, het symbool dat door de eeuwen heen aan Marcus is gekoppeld.
De expositie heeft een bijzonder gaaf exemplaar van de Arabische pentateuch in Syrisch schrift (uit 1528) en een Turkse Bijbel, een zeventiende-eeuws handschrift van een bijbelvertaling in het Ottomaans Turks. De Turkse Bijbel was een Nederlands initiatief om de Turken tot het protestantisme te bekeren.
Van de gedrukte Bijbels is ook de eerste uitgave van de Statenvertaling uit 1637 te bezichtigen. Deze stond nog vol met fouten, zo vermeldt de begeleidende tekst, maar die zijn er in latere drukken uit gehaald.
Ook boeiend zijn de ”polyglotten”: Bijbels met meerdere talen en schriften naast elkaar. Een bijzonder mooi exemplaar is de polyglot uit 1657, waar niet alleen de Griekse tekst met de Latijnse vertaling is afgedrukt, maar ook de Syrische, Ethiopische, Arabische en Perzische versie met -opnieuw- de Latijnse vertaling. Daarnaast zijn er talrijke fraaie gedrukte Nederlandse en Latijnse vertalingen en uitgaven te zien, tot aan de meest recente vertalingen. Een aparte plaats is ingeruimd voor de persoonlijke Bijbels, de familie- en kinderbijbels.
De tentoonstelling sluit aan bij het verschijnen van diverse nieuwe bijbelvertalingen, waaronder de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). De Bijbel wordt duidelijk gezien als een religieus en cultuurhistorisch document. De Bijbel is geen historisch naslagwerk, maar veeleer een verzameling van onder meer mythologische verhalen, geschiedkundige verslagen, religieuze leefregels, brieven en visioenen, zo lezen we in de toelichting op de expositie.
De schrijvers van de bijbelboeken zouden rijk geput hebben uit de grote hoeveelheid mythen, vertellingen en geschiedenissen bij verschillende culturen (zoals de zondvloed, het kwaad in de vorm van een slang en de maagdelijke geboorte van een godenzoon).
Vooral uit de verhalen in de vroegste boeken (de boeken van Mozes) kunnen volgens de expositie niet altijd „harde historische conclusies” getrokken worden, hoewel vele gebeurtenissen en personen uit de Bijbel ook in andere bronnen worden genoemd, aldus de tekst. „In het algemeen geldt: hoe ouder het bijbelboek, hoe minder zekerheid over historische juistheid. Doordat er weinig oorspronkelijk materiaal is gevonden, worden veel veronderstellingen met een zeker voorbehoud gemaakt.”
Jammer dat deze en andere uitspraken de expositie ontsieren. Over het geheel genomen is de informatieve tentoonstelling de moeite waard om te bezoeken.
Ze is te zien in een museum dat alle aspecten van het schrift in kaart brengt. Letters, pennen, typemachines en computers vertellen het verhaal van de schriftelijke communicatie, vanaf het eerste begin van het schrift tot aan de computer van nu. ”Van spijkerschrift tot sms”, zo kopt het museum. In ieder geval is duidelijk dat de lees- en schrijfcultuur een dynamische wereld is geweest.