Welke plaats heeft Gods recht in ons leven?
Wie onder Gods recht klein geworden is, wordt door de Herder opgezocht.
De lijdensweken liggen voor ons. Degenen die er niet aan gedacht zouden hebben, worden er wel aan herinnerd door het carnaval. Een van de landelijke media kopte: ”Volgend weekend barst het carnaval weer los.” En dat terwijl er tienduizenden slachtoffers zijn in Turkije en Syrië en aan het front in Oekraïne. Het onderwerp ”lijden” ligt ons blijkbaar niet zo. In mijn vorige bijdrage vroeg ik aandacht voor de adventsprediking. Het ligt voor de hand dat ik nu enkele regels schrijf over de prediking in de lijdenstijd.
Verschillende predikers van naam lieten een bundel preken over Christus’ lijden na. Ik noem M. Antonides (”Twaalftal Lijdenspredikatieën”), D. Bruinings (”De Leeuw uit de stam van Juda”), A. Hellenbroek (”De kruistriomf van Vorst Messias”), J. Durham (”Christus gekruist of het merg van het Evangelie”), J. Flavel (”De zeven kruiswoorden”), Th. van der Groe (”De zeven kruiswoorden”), H.F. Kohlburgge (”Betrachting van Christus’ dood aan het kruis en wat daar aan vooraf ging”) en Franciscus Ridderus (”Zevenderlei gezichten in het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus”).
Dat predikanten deze preekstoffen onder de aandacht brengen, is geheel in de lijn met het woord van de apostel Paulus: „Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd” (1 Korinthe 2:2). De vraag komt op: Heeft Paulus werkelijk helemaal niets anders gepreekt? Wie de preken en de brieven van Paulus kent, weet wel beter. Paulus heeft ook ontdekt, vermaand en gesepareerd. Maar hij gaf geen rust buiten de enige grond. Paulus is zelf op indringende wijze met Gods recht in aanraking gekomen. Hij noemt het „de schrik des Heeren”. Wie dat oordeel uit beleving kent, zal nergens anders rust hebben. Hoe komt het toch dat veel mensen wel rust vinden, terwijl zij niet kunnen zeggen hoe de verdienste van Christus hun deel geworden is? Dat is zorgelijk.
Lijdensprediking is in de eerste plaats de prediking van Gods recht. Als dat recht niet functioneert, is de prediking oppervlakkig en komt het lijden van Christus niet tot zijn recht. Als dat recht wel functioneert, moet men uitkomen bij het offer van Christus. Christus heeft op de Via Dolorosa dat recht van Zijn Vader ten volle erkend. Hij zag dat recht functioneren in de wereldlijke rechter en daarom boog Hij. Dat erkennen leert Christus ook Zijn volk. Een duidelijk voorbeeld is moordenaar aan het kruis, die zijn strafwaardigheid beleed.
Het maakt me bezorgd dat velen de functie van de wet niet aanvaarden (adventsprediking). In het verlengde daarvan zal men ook het aanvaarden van Gods recht (lijdensprediking) overbodig vinden. Daarmee zeg ik niet dat Gods kinderen vragen om verloren te mogen gaan. Alexander Comrie schrijft in zijn preek over 1 Korinthe 6:17 (uit ”Eigenschappen”): „Uw aandacht kan zien, dat wij niet willen, dat de mens daartoe zou moeten komen, om even gewillig te zijn om verloren te gaan, als behouden te worden. Dit is een gevaarlijke dwaling tegen Gods Woord en strijdig met onze natuur.” Maar Comrie voegt eraan toe: „Maar daartoe moet hij komen, om God te billijken en te rechtvaardigen.”
Lijdensprediking is ook prediking van onze blindheid. Christus heeft de noodzaak van voldoening aan Gods recht in een aantal lijdensaankondigingen aan Zijn discipelen geleerd. Ze waren er stekeblind voor. Verstandelijk wisten ze het heel goed. Maar verstandskennis en geloofskennis gaan niet samen op. Omdat Gods kinderen vandaag met dezelfde blindheid geslagen zijn, blijft de lijdensprediking nodig. Onze vaderen roepen op tot verootmoediging: „Ten eerste, bedenke een iegelijk bij zichzelf zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelf mishage, en zich voor God verootmoedige; aangezien de toorn Gods tegen de zonde zo groot is, dat Hij die (eer dat Hij die ongestraft liet blijven) aan zijn lieve Zoon Jezus Christus, met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft” (avondmaalsformulier). Hoe meer er door de Profeet Christus van Gods recht wordt geleerd, hoe meer plaats er komt voor de priesterlijke bediening van Christus. Matthew Henry zegt: „Christus openbaart Zich trapsgewijze aan Zijn volk en laat het licht tot hen binnenkomen naarmate zij het dragen kunnen en geschikt zijn het te ontvangen.”
Lijdensprediking is ook prediking van de liefde van de Herder tot Zijn schapen. De Goede Herder gaf Zijn leven voor de schapen (Johannes 10:11). Het zwaard van Gods gerechtigheid had de schapen moeten slaan. Maar het ontwaakte tegen de Herder en in die Herder wendt God Zijn hand tot de kleinen (Zacharia 13:7). Zij die onder Gods recht klein geworden zijn, worden door de Herder opgezocht. Hun zaligheid is niet in strijd met Gods recht, maar ligt verankerd in Gods recht.
Christus’ lijden is ook tot een voorbeeld. Petrus schrijft: „Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen.” De weg van de Borg is ook de weg van de Kerk. Ook daarin blijft de lijdensprediking hard nodig.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Nunspeet. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.