Beatrixvloed
Het stormde al uren. De ijzige wind trok ’s avonds verder aan en groeide uit tot een oorverdovende orkaan. Hij rammelde aan dakpannen en luiken en floot op hoge toon om de hoeken van de huizen. Leendert (80) en Huigje Belder-’t Hooft (78) waren zoals de meeste bewoners van de Hogezandsepolder naar bed gegaan, niet bedacht op het vernietigend geweld dat elk moment kon toeslaan.
De oude erfvijand rammeide de dijk die het land en zijn bewoners beschermde. Dat laatste deed hij al zo lang. Het was die nacht springtij. De noordwester blies het grauwe water de zeearmen in. Daar hoopte het op. Het zwol en bleef zwellen. Vloed over vloed. Het water reikte tot aan de kruin van de dijk. Golven met draconisch schuimende koppen hapten gretig in de zeewering en scheurden die aan flarden. Welke dijk zou tegen dit waanzinnig geweld van de woedende waterwolf bestand zijn geweest?
Middernacht werd gebonsd op luiken en ramen, gebeukt op deuren. Verwaaide stemmen riepen: „Naar de slaperdijk!” Daar zou men voorlopig veilig zijn. Of mijn overgrootouders hun huis nog hebben verlaten, is onbekend. Een metershoge muur van moordend water naderde. Er viel niet aan te ontkomen. Sommigen zochten een veilig heenkomen op zolders, anderen in zwiepende bomen. De dood haalde het leven in. De vloed verzwolg wat hij op zijn weg vond: huizen, mensen, beesten. 56 polderbewoners lieten die nacht het leven, 7 familieleden. Tijd voor doodsnood en doodsstrijd was er nauwelijks.
Mijn vader, gestationeerd bij de marechaussee in Vlissingen, zag overal dierkadavers met harde bolle buiken en stijve poten, tot op de stranden van Domburg en Dishoek toe. Verlaten huizen en dorpen werden bewaakt. Er schuimden in deze desolate ellende ook nog eens muiters en plunderaars rond.
In de familie werd later niet meer over de ramp gesproken. Het was te heftig. Er waren geen woorden voor. Het leven ging verder, maar anders dan voor de vloed, die bekend werd als Beatrixvloed, omdat hij samenviel met de verjaardag van de prinses. Een gedenkdag met zwarte rand.
Mijn opa moest het lichaam van zijn vader identificeren in Numansdorp. Opoe werd weken later gevonden bij Klaaswaal.
Niemand werd voor de ramp ter verantwoording geroepen. Niemand hoefde ervoor te boeten. Er waren geen hoorzittingen of parlementaire enquêtes. De ramp werd in 1953 nog geduid als „noodlottig, onvermijdelijk of als ”de hand des Heeren”” (Beatrice de Graaf, ”Crisis!”). Zijn wij in 2023 eerder ontredderd en minder veerkrachtig dan de mensen van toen?