Ontruiming Het Apeldoornsche Bosch herdacht
Ruim 1400 patiënten en personeelsleden werden de vrachtwagens in gesmeten, gegooid, gemept. En daarna de trein in. Bij aankomst in Auschwitz werden ze direct vermoord. Onbevattelijke gruwelen. Maandag werd de ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch herdacht.
Gesmeten, gegooid, gemept. Het zijn woorden die klinken als nabestaanden zich verzameld hebben in een Apeldoornse basisschool, in aanwezigheid van prinses Margriet en prof. mr. Pieter van Vollenhoven. In de nacht van 21 op 22 januari 1943 werd de Joodse psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch leeggehaald, precies een jaar nadat de Duitsers tijdens de Wannseeconferentie tot uitroeiing van de Joden hadden besloten. SS-commandant Aus der Fünten wilde het gebouw in Apeldoorn als herstellingsoord voor Duitse militairen. En dus moest het ”Judenrein” –vrij van Joden– worden gemaakt.
Nu, tachtig jaar later, lezen nabestaanden en scholieren in het Vierhuis op het terrein van de inrichting 1412 namen voor. Zoveel zijn er inmiddels bekend. Misschien zijn nog meer mensen gedeporteerd, maar hoe grondig de Duitsers ook te werk gingen, van dit transport is geen namenlijst bekend.
Antisemitisme
Een van de patiënten was Hans Valk. Hij was de oudoom van Job Cohen, de vroegere vicepremier die nu spreekt. Door een moeizame geboorte had Hans een hersenbeschadiging opgelopen. In Apeldoorn werd hij liefdevol verzorgd. Tot de nazi’s zijn leven beëindigden. Hij was 22 jaar. „Het is heel moeilijk je een voorstelling te maken van mensen die het in hun hoofd haalden een bevolkingsgroep uit te roeien”, zegt Cohen. „Wat ging er in hun hoofd om?” Maar zo uitzonderlijk zijn de gruwelen niet. „Sinds bijna een jaar leven we met een oorlog in onze achtertuin. En dichterbij steken racisme en antisemitisme de kop op.”
Het is tachtig jaar geleden dat de bewoners van Het Apeldoornsche Bosch de dood in werden gedreven, zegt burgemeester Heerts. „Deze herdenking heeft plaats in een school, in het bijzijn van kinderen. Het is belangrijk de herinnering door te geven. Veel te lang is er gezwegen. We zijn niet persoonlijk verantwoordelijk voor wat er gebeurde, maar wel voor hoe we met de geschiedenis omgaan.”
Vrij volk
Kinderen lezen gedichten voor. Het zijn wat trefwoorden. Treffende woorden. „Veel mensen. Vermoord.” Het volkslied klinkt. In het Hebreeuws: „De hoop, tweeduizend jaren oud, een vrij volk te zijn in ons eigen land.”
Toen de inrichting werd ontruimd, ging het geschreeuw en gekerm door merg en been, zegt Heerts. „Het is de wens van ons college dat alle Apeldoornse kinderen voor hun achttiende minstens één keer in Het Apeldoornsche Bosch komen. En dat ze leren dat elk mensenleven bescherming verdient.”
Jitschak Elzas vertelt over zijn moeder, die elk jaar sidderend en snikkend de herdenking bijwoonde van wat ze vanuit de directeurswoning bij de inrichting had gezien: de mensonwaardige wijze waarop de patiënten werden afgevoerd.
Haat tegen Israël
Prinses Margriet en opperrabbijn Jacobs gaan voorop door het park naar het monument. Van Vollenhoven, gehinderd door een pijnlijke enkel, gaat per auto.
De opperrabbijn spreekt. Over het herdenken van medemensen die vanwege geloof, afkomst, ziekte niet mochten blijven leven. En het klinkt opnieuw: „We kunnen ons er geen voorstelling van maken. Hun einde op de brandstapel omdat hun zelfs geen gaskamer werd gegund. Waarom zijn we hier bijeen? Om de jeugd te waarschuwden dat het zomaar opnieuw kan gebeuren; de voortekenen zijn er al. Polarisatie is de bodem waarop antisemitisme en haat weelderig bloeien.” Haat ook tegen Israël, „de enige democratie in het Midden-Oosten.”
De Joden die overleefden, kregen na de oorlog geen extra steun, zegt Jacobs. „Hun hele leven stond in het teken van de oorlog. Gillend werden ze wakker. Hun kinderen –mijn generatie– werden opgevoed in de schaduw van de gaskamers.”
Steentjes
De rabbijn spreekt een gebed uit, beurtelings in het Hebreeuws en het Nederlands. „Laat ons veilig wonen in Israël en waar ook ter wereld.” Dan volgt een minuut stilte. Alleen een vogel zingt het hoogste lied.
Nabestaanden leggen een steentje bij de naam van hun omgebrachte familielid. Of ze leggen een bloem. Er worden kransen geplaatst. Prinses Margriet en haar man openen het defilé door ook een bloem te plaatsen. Dan trekken de honderden aanwezigen langs het monument.