„Tekst of geen tekst, jij moet hier preken!”
Titel:
”Het innigste verlangen. Uit het leven van ds. A. van der Meer”
Auteur: J. M. Vermeulen
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen, 2004
ISBN 90 6140 871 7
Pagina’s: 304
Prijs: € 24,90. In de reeks biografieën die J. M. Vermeulen aan predikanten van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland wijdde, is nu een boek verschenen over het leven van ds. A. van der Meer: ”Het innigste verlangen”.
Het gebeurde in de buurt van Ede, de woonplaats van ds. Joh. van der Poel. Daar moest ds. A. van der Meer een weekbeurt vervullen. De dienstdoende ouderling vroeg naar het te lezen schriftgedeelte. Maar ds. Van der Meer had geen hoofdstuk en geen tekst. Op hetzelfde moment stapte ds. Van der Poel binnen. Hij kwam wel vaker onder het gehoor van collega’s. „U moet hier maar preken, want ik heb geen tekst”, zei ds. Van der Meer. Daar kwam niets van in: „Tekst of geen tekst, jij moet hier preken!” luidde de reactie van de Edese predikant. Zo gebeurde. Er kwam water onder het schip; de tijd vloog om. Ds. Van der Poel zei: „Kun je zo’n mens nu begrijpen? Eerst hebben ze niets en dan kunnen ze niet ophouden!”
Dit is een van de voorvallen die J. M. Vermeulen vertelt in zijn tiende boek in de reeks biografieën van predikanten van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Ditmaal vestigt hij de aandacht op ds. A. van der Meer (1920-2003). Inleidend wordt de lezer kort de familiekroniek voorgehouden. De lokale kerkgeschiedenis in Monster wordt eveneens verhaald. Daardoorheen komen we op het levenspad van schilderszoon Van der Meer. Ook op zijn kerkelijke levenspad: zijn eerste functie binnen de kerk was het lidmaatschap van de bouwcommissie. Toen was nog verborgen dat de Heere hem tot ander bouwwerk zou roepen.
Na mededelingen over zijn bekering, volgt de wondere weg naar het ambt. Van der Meer was nog maar 26 jaar toen hij aanvankelijk werd geroepen: „de bazuin aan de mond.” Dat zette hij ver van zich af. Toch liet het hem niet los. Tijdens zijn ouderlingschap riep God hem. Welke worstelingen daaraan voorafgingen, lezen we zowel op blz. 58 als zes pagina’s verder: hij werd bepaald bij de grote oogst en de weinige arbeiders. In 1966 meldde hij zich bij de Commissie van Onderzoek. Hij werd toegelaten tot het spreken van een stichtelijk woord. In 1969 leidde de weg naar Oosterland, waaraan hij als lerend ouderling en exact twee jaar later als predikant verbonden werd. Toen volgde Rijssen, daarna Sint Philipsland. Het afscheid van deze gemeente was tevens afscheid van het kerkverband. Zijn laatste gemeente, Wekerom, was een vrije gemeente geworden. Maar de banden met het oude kerkverband braken niet. Ds. Van der Meer behield zelfs zijn plaats in de Commissie van Onderzoek en bleef in hart en nieren oud gereformeerd. Drie maanden na zijn intrede voegde Wekerom zich bij het verband.
Wekerom mocht zich het langst in het licht van deze brandende en lichtende kaars verheugen. Vanaf 2000 kampte de predikant met lichaamszwakte. Toch preekte hij nog zo vaak als de omstandigheden dat toelieten, zelfs zijn laatste zondag op aarde. Op 15 februari 2003 ging hij op tot Gods altaren en werd de reisstaf neergelegd.
Vermeulen heeft het leven van deze prediker waardig getekend. Ook werd er aandacht besteed aan „de jonge dominee Van der Meer.” Het altijd weer voelbare spanningsveld tussen hagiografie en realiteit wordt tenietgedaan vanwege het feit dat Vermeulen heeft geput uit autobiografische notities.