De smalle lijn tussen waan en werkelijkheid
Wanen, illusies en hallucinaties blijven niet beperkt tot de wereld van de psychiatrie, leert het jongste boek van prof. Douwe Draaisma. Complete bevolkingsgroepen kunnen ermee behept zijn. Ook in de 21e eeuw.
Door zijn serie over het geheugen verwierf Draaisma (69) internationaal bekendheid. In 2013 publiceerde de bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie een boek over dromen. Daarna bleef het stil, maar recent liet Draaisma, inmiddels met emeritaat, opnieuw van zich horen. In ”De man die zijn hoofd verloor” belicht de Groningse hoogleraar wanen, illusies en hallucinaties. De beschrijving van bijzondere afwijkingen en illustratieve casussen wordt afgewisseld met gedeelten over de werking van het brein en –soms discutabele– activiteiten van artsen en onderzoekers.
Hoe kwam u tot dit onderwerp?
„Ik wilde een boek schrijven over dingen die tegelijk bestaan en niet bestaan. Een voorbeeld daarvan zijn denkbeeldige vriendjes. Via dat idee kwam ik bij fantoomsensaties, waarbij een arm of been er tegelijk wel en niet is. Uiteindelijk besloot ik mijn nieuwe boek aan wanen en illusies te wijden.”
Is er een relatie tussen het geheugen en wanen?
„Zeker. Alle wanen hebben bepaalde gemeenschappelijke kenmerken, maar de expressie wordt voor een groot deel bepaald door wat zich in je geheugen bevindt.”
Wat zijn gemeenschappelijke kenmerken van wanen?
„De achterdocht. En de wens om de logica te bewaren, zelfs bij de meest bizarre wanen. De inhoud ervan wordt sterk gekleurd door tijd en cultuur. Een van de meest voorkomende paranoïde wanen in de huidige westerse wereld is het idee te worden afgeluisterd via stopcontacten. Iemand op het Afrikaanse platteland zal eerder denken te worden afgeluisterd door geesten die in bomen zitten.
De angsten die in een bepaalde tijd leven, zie je terug in de wanen. Dat tijd- en plaatsgebonden element wijst op de behoefte aan realisme bij de patiënt die lijdt aan een waan. Hij of zij probeert die logisch te verklaren. De uitdrukking dat zo iemand zijn verstand heeft verloren, is onnauwkeurig. In een waan heb je juist meer dan ooit je verstand nodig om een plausibele hypothese te bedenken voor dat wat je overkomt en voor gewaarwordingen die nieuw voor je zijn.”
Wat is het onderscheid tussen wanen, hallucinaties en illusies?
„Een waan is een onrealistische overtuiging die voor de patiënt zelf wel realistisch is. Bij een illusie denk je iets te zien, te horen of te ruiken, maar vrijwel gelijktijdig besef je dat het niet klopt. De illusie ontstaat door een prikkel die verkeerd wordt geduid. Zo meen ik nog geregeld mijn overleden vriend Dick te zien, als iemand hetzelfde loopje heeft of dezelfde pet draagt. Hallucinaties zijn gewaarwordingen waaraan geen prikkel ten grondslag ligt.”
Wat bracht u tot de keuze van de onderwerpen in uw boek?
„Op het eerste gezicht hebben ze weinig gemeen, maar er is over nagedacht. Ik wilde het continuüm laten zien van pathologische wanen via fantoomsensaties die ieder na een amputatie kan krijgen tot rouwhallucinaties die voorkomen bij ruim de helft van de mensen die hun partner verloren.”
Vraagt een waan altijd om behandeling?
„Meestal wel, niet altijd. Neem het syndroom van Clérambault, dat vooral bij vrouwen voorkomt. Ze zijn ervan overtuigd dat een hooggeplaatst iemand verliefd op hen is. Zolang ze die waan in stilte koesteren, is er geen dringende reden om een psychiater in te schakelen. Maken ze werk van hun waan, dan ontstaat er wél een probleem.”
Hoe verklaart u de waan dat een geliefde is vervangen door een dubbelganger?
„Mogelijk zoekt het beschadigde brein een verklaring voor het feit dat een geliefde niet meer de warme gevoelens van voorheen oproept. Iets dergelijks zag ik bij mijn vader toen hij dement werd. Als ik hem opzocht en hij me onderzoekend aankeek, zei ik: „Ik ben Douwe, uw zoon.” Waarop hij wat argwanend antwoordde: „Je bent Douwe niet, maar je lijkt er wel op.”
Vaak hebben wanen een beschermende functie. Megalomane wanen, zoals de waan Christus te zijn, geven een gevoel van respect aan mensen die maatschappelijk aan de onderkant zijn beland. Door die waan staan ze ineens aan de bovenkant van de piramide. Dat moet je goed bedenken als je mensen uit hun waan probeert te bevrijden. Het bieden van een alternatief is vaak een nog grotere opgave dan het wegwerken van de waan met medicijnen. Het heeft geen zin om waangedachten te bestrijden met tegenargumenten. Dan hebben ze eerder de neiging om uit te breiden dan om te krimpen.”
Kan ook een complete samenleving onder invloed van de tijd in een waan verkeren?
„In ieder geval delen van de samenleving. Zo leefde in de middeleeuwen het idee dat rampen te wijten waren aan heksen. Aan het eind van de 19e eeuw ontstond in Frankrijk de zogeheten fugue. Mensen sloegen aan het zwerven, stichtten soms elders een gezin en waren hun achtergrond totaal vergeten. Als ze er weer uit kwamen en naar huis terugkeerden, was de periode van de fugue als het ware gewist uit hun geheugen. Het fenomeen breidde zich uit naar Duitsland en Italië en heeft zo’n dertig jaar bestaan. Toen doofde de epidemie.
In de jaren 70 van de vorige eeuw hoorde je veel over een meervoudige persoonlijkheid bij vrouwelijke patiënten; daarna kwamen de hervonden herinneringen. Ook daarover hoor je weinig meer.”
Geldt straks hetzelfde voor de huidige hausse van mensen met genderdysforie?
„Dat zou heel goed kunnen. Ik beschrijf in mijn boek de stoornis van mensen die van jongs af een bepaald lichaamsdeel kwijt willen, omdat ze het als vreemd ervaren. Ze beseffen dat dit abnormaal is, maar kunnen het gevoel niet onderdrukken. Er zijn geen spijtoptanten bekend bij de groep die het lichaamsdeel liet amputeren. Toch is amputatie om deze reden niet meer toegestaan.
Onder de mensen die zich lieten opereren vanwege genderdysforie zijn wel spijtoptanten. Dat zou aan het denken moeten zetten. Het vraagt op zijn minst om grote voorzichtigheid, zeker nu mensen door internet heel makkelijk worden aangestoken door verhalen van anderen. Dat maakt het risico om onterecht te worden meegesleept naar de mogelijkheid van een nieuwe identiteit door een ingrijpende behandeling nog groter.”
Hebben ook de huidige complottheorieën iets van een waan?
„Dan rek je het begrip te ver op. Het aanhangen van een complottheorie heeft een element van keuze. Mensen kiezen bewust voor het zoeken naar en geloven van bepaalde informatie. Deze vrijheid heeft iemand die aan een waan lijdt niet. De soms bizarre inhoud van complottheorieën, zoals het geloof dat we worden geregeerd door reptielen, doet wel aan een waan denken.”
Vallen fantoomsensaties onder wanen of onder illusies?
„Onder illusies, want er ligt een prikkel aan ten grondslag. Vroeger meenden we dat die van de uiteinden van de afgesneden zenuw in de stomp van het geamputeerde lichaamsdeel kwam. Intussen weten we dat de hersenen de prikkel genereren. Het deel van het brein dat correspondeerde met het afgezette lidmaat, is van mening dat het nog aanwezig is. Soms zo sterk, dat mensen een afgezette arm voelen uitsteken en daarom zijdelings door een deuropening gaan, om het onzichtbare lichaamsdeel niet te stoten. Die illusie kan zeer hardnekkig zijn. Dankzij het moderne breinonderzoek hebben we er nu een goede neurologische verklaring voor.”
Wat betekent dat voor de visie op het menselijk lichaam?
„We weten nu dat er onderscheid is tussen ons lichaamsbeeld, dat wat we zien als we voor de spiegel staan, en het lichaamsschema: de representatie van ons lichaam in de hersenen. Normaal vallen die twee samen, maar een amputatie maakt inbreuk op die eenheid. Het lichaamsbeeld is anders geworden, het lichaamsschema bleef intact. Dat inzicht leidde tot nieuwe therapieën. Bijvoorbeeld bij mensen die een extreem verkrampte hand hadden toen die werd afgezet en de pijn van de kramp blijven voelen, omdat het brein niet kan worden gecorrigeerd door een zich ontspannende hand. Je kunt de hersenen dan foppen door gebruik te maken van een spiegel en de nog aanwezige hand langzaam en bewust te ontspannen.”
Biedt het moderne breinonderzoek ook meer duidelijkheid over wanen?
„Nee, op dit gebied heeft het weinig opgeleverd. Gemiddeld zie je bij mensen met wanen iets meer afwijkingen in met name de rechter hersenhelft, maar er zit te weinig een patroon in om er een neurologische verklaring uit te kunnen destilleren.”
Waarom sloot u het boek af met rouwhallucinaties?
„Omdat die doorgaans voorkomen aan het einde van een levensloop. En het is een ervaring die veel voorkomt, al wordt er weinig over gepraat. Tijdens een rouwhallucinatie hebben mensen het gevoel de stem van hun overleden geliefde te horen. Soms zelfs door hem of haar te worden aangeraakt, als een soort trouw van de overledene aan degene die is achtergebleven. Het troostende karakter van deze hallucinaties heeft iets ontroerends. Het raakt me altijd als mensen erover spreken.”
N.a.v. De man die zijn hoofd verloor. Over wanen en illusies, Douwe Draaisma; Historische uitgeverij; 208 blz.; € 24,50