Hemelse engelen!
Psalm 103:21
„Looft de HEERE, al Zijn heirscharen, gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet.”
De engelen worden hier genoemd: „Een menigte des hemelse heirlegers”. Ofschoon in de Heilige Schrift de spreekwijze ”heir des hemels” verscheidene malen gebezigd wordt om zon, maan en sterren aan te duiden, zoals onder andere in 2 Koningen 17:16, waar tot schande van Israëls volk gezegd wordt, dat zij zich bogen voor het ”heir des hemels”, zo wordt dat echter doorgaans gebezigd met betrekking tot Gods engelen. Zo zag Jakob de engelen. Hij noemde hen een heirleger Gods (Genesis 32), en Micha zag Gods engelen als een heirleger, staande aan Zijn rechter- en aan Zijn linkerhand (1 Koningen 22:19). Zij worden een heirleger genoemd vanwege de heilige orde die wij onder de engelen mogen vaststellen. Verschillende namen, zoals Cherubijnen, Serafijnen, Tronen, Machten en Aartsengelen, geven daarvoor een genoegzame grond. Ook worden zij een heirleger genoemd, omdat zij onder het opperbevel staan van de Vorst van het heir des hemels, Jezus, Heere der engelen, Wiens woord zij, als krachtige helden, gehoorzaam volbrengen en op Wiens wenken zij als gedienstige geesten uitgaan. Zij worden een hemels heirleger genoemd, omdat zij de bewoners zijn van de hemel van Gods heerlijkheid, de plaats der hoogste gelukzaligheid, waar de majesteit van Jehova Zich op het luisterrijkst ten toon spreidt; vandaar dat Jezus ook later van hen getuigde, dat zij altijd het aangezicht zien des Vaders, die in de hemelen is (Mattheüs 10).
Ds. D.A. Detmar, predikant te Ede
(”Enige eenvoudige Godvruchtige oefeningen”,1828