De hoop van Romeinen 4
Waarin zou er hoop zijn voor onze gezinnen, reformatorische scholen en kerken, als het niet was in de boodschap van Romeinen 4?
Abraham kon geen kinderen meer krijgen. Zijn vrouw Sara ook niet. Toch gaf God hem de naam „vader van vele volken”, volgens de meer dan veertien jaar eerder gedane belofte: „Alzo (als de sterren) zal uw zaad zijn.” (Romeinen 4:18)
Net als wij zijn onze kinderen gebonden door de zonde. Het is ook nu onmogelijk dat er nageslacht is voor God. Gelet op onze inspanningen is het leven met God onmogelijk. En toch is dat er. Want God zegt: Ook uw nageslacht krijgt het leven (vers 13) – vele volken. En Hij is een eeuwige Rotssteen, Wiens werk volkomen is (Jesaja 26:4; Deuteronomium 32:4). Die belofte is naar genade. Daarom is ze vast voor het hele nageslacht. Ook voor ons en onze kinderen – want God komt tot ons met Romeinen 4.
Die belofte is er om te geloven, om alléén te geloven. Laten we ons dan helemaal aan die belofte en aan de Belover vastklemmen, vast hopend op het voor ons onmogelijke. Want de God die niet liegen kan, zegt het. „Hij maakt de doden levend en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren.” Voor díe God is Abraham „een vader van ons allen” (Romeinen 4:16-17): díe God laat ook nu delen in datzelfde geloof en dat beloofde leven.
Abram geloofde God, en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. Hier, zegt Paulus, zien we wie God is. Het is in onze ogen onmogelijk dat een goddeloze gered wordt of hoop heeft op een gunst van God. En toch zegt Hij: Wie als goddeloze slechts gelooft in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, is zalig, is gered.
Waar wij de dood bij onszelf zien, roept dit hoofdstuk ons op om, op hoop tegen hoop, te geloven: God maakt de doden levend en houdt hen die geloven voor rechtvaardig. Want hij heeft Jezus, onze Heere, Die om onze zonden was overgeleverd (Romeinen 4:24-25), opgewekt uit de dood. Jezus roept het iedereen toe: „Hoort naar mij!” (Spreuken 8:32). En Gods Geest geeft het geloof, door middel van het Woord, en het nieuwe leven in Hem.
God heeft dus beloofd dat vele volken, inclusief de kinderen, zouden delen in het geloof van Abraham, de vergeving en het leven met God. Zo zegt Paulus het. Laten wij dan God de eer geven en dit voor ons onmogelijke Woord geloven. Want God is machtig om wat Hij beloofd heeft ook te doen. Hij wil het ook doen, want Hij heeft Jezus opgewekt, Die altijd Dezelfde zal blijven. In Jesaja 59 belooft God verlossing en bekering en geeft Zijn verbond, met de woorden: „Mijn Geest, die op U (de Verlosser) is, en Mijn woorden die Ik in Uw mond gelegd heb, die zullen van Uw mond niet wijken, noch van de mond van Uw zaad, noch van de mond van het zaad van Uw zaad, zegt de Heere, van nu aan tot in eeuwigheid toe.”
Dat is voor ons een vaste rots, even zeker als Christus in de hemel is. Volledig betrouwbaar voor iedereen die er vasthoudend de toevlucht toe neemt (Hebreeën 6:18).
Omdat alleen op dat Woord alle hoop gevestigd kan zijn, is het in mijn beleving cruciaal dat we dat volledig aannemen als Gods Woord tot ons, zonder moerassige hermeneutische omwegen. En omdat alleen in Zijn Woord het leven ligt, doet mijn individuele identiteit er niet zo toe (hoewel dat wel strijd oplevert). Dat werpt een ander licht op veelbesproken persoonlijke identiteitsvragen, ook rond seksuele en genderoriëntatie.
Laten de ideologieën van deze tijd dan maar de Bijbelgetrouwe scholen wegzetten en de oneindige rijkdom van het leven met God miskennen. De mensen om ons heen hebben dezelfde Zaligmaker nodig. En de hele wereld om ons en in ons staat God niet in de weg om Zijn belofte te vervullen aan onze kinderen. Zijn Woord is een rots. Daarom mag het anker van onze hoop vast zijn in de hemel.
De auteur is advocaat bij BVD advocaten.