Verkeerde gewoonten
1 Koningen 11:4
„Want het geschiedde in de tijd van Salomo’s ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met de Heere, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David.” Hoe Israël in Egypte door verkeerde voorbeelden was afgetrokken van de zuivere dienst van God bleek bij het maken van het gouden kalf (Exodus 32). En waarom was Israël zo begerig naar een koning? Dat was omdat alle volkeren een koning hadden. Maar het volk weigerde Samuëls stem te horen en zij zeiden: „Neen, maar er zal een koning over ons zijn. En wij zullen ook zijn gelijk al de volken, en onze koning zal ons richten …” (1 Samuël 8:19-20).
Salomo zelf kon het niet uithouden, tegen de gewoonte en voorbeelden van zijn vrouwen. En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd bijvrouwen. En zijn vrouwen neigden zijn hart. „Want het geschiedde in de tijd van Salomo’s ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden, dat zijn hart niet volkomen was met de Heere, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David.” Want Salomo wandelde Astoreth, de God der Sidoniërs, na en Milchom, het verfoeisel der Ammonieten, (1 Koningen 11:3-5).
Daarom waren de knechten van David zo verwonderd toen zij de koning –tegen de gewoonte– brood zagen eten, nadat zijn kind gestorven was. Zo zeiden zijn knechten tot hem: „Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend, maar nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten” (2 Samuël 12:21).
J. van Lodenstein, predikant te Utrecht
(”Verzameling van Keurstoffen”, 1748)