Column (Enny de Bruijn): Nederland wordt een English speaking land
Nederland kan trots zijn op de vele inwoners die goed Engels spreken. Maar dat de bovenkant van de maatschappij steeds meer overschakelt op het Engels maakt de kloof met de onderkant van de maatschappij nóg groter dan hij al is.
Al jaren is de beweging aan de gang: de verengelsing van het maatschappelijke leven. Woon je in een plattelandsdorp, zoals ik, dan merk je er nog weinig van. In zo’n dorp zit nog regelmatig een caissière achter de kassa die zelfs buitenlandse klanten in het Nederlands toespreekt, de reclamebordjes zijn in het Nederlands geschreven en je zoekt er tevergeefs naar producten als vegan cheese, green juice en andere superfoods.
Maar zodra je in de grote stad komt is het raak. Zit je op een terras in Den Haag, vraagt de serveerster: ”Would you like something to drink?” Kom je in een Amsterdamse souvenirwinkel, vraagt de jongen achter de kassa: ”How can I help you?” Zulke jongens en meisjes spréken vaak niet eens Nederlands.
Ook op het werk heeft menigeen ermee te maken. Volg je een hippe cursus over leidinggeven op de werkvloer, dan word je om de oren geslagen met termen als ”time management”, ”coaching”, ”agile werken”, ”scrum teams” en nog veel meer van dat soort gekkigheid. En zit je rustig thuis achter je eigen laptop –ook al een Engels woord– dan poppen er online ook allerlei dingen op die je amper kunt verstaan.
Neem de reclame van Tele2 die ik te pas en te onpas op m’n scherm krijg. De bedoeling is om aandacht te vragen voor meer vriendelijkheid en positiviteit op internet. Hoe doe je dat, als je Tele2 bent? Met een rapper die deze tekst declameert: ”Maak het internet zoals het used to be, een lovely place for you and me, die online haters wat moet je ermee, je ziet ze zelfs in een kattencafé, dus let’s love louder, en maak je mama prouder.” Ik besef dat ”rap” een heel bepaald genre is, maar toch verbaas ik me elke keer weer over de wonderlijke taalcombinaties in dit stukje poëzie.
Dan heb je ook nog bol.com. Daar schrok ik van, de laatste keer dat ik naar de pagina met leestips en populaire boeken keek. Bijna alléén maar Engelse en uit het Engels vertaalde boeken, van Donna Tartt tot Lucinda Riley, van Jonathan Safran Foer tot Michelle Obama. Alsof er niets anders meer bestaat dan van oorsprong Engelstalige cultuur en literatuur. Dat is trouwens in de christelijke boekwinkel ook zichtbaar, met alle vertaalde romans van Lynn Austin, Karen Kingsbury, Francine Rivers en vele anderen.
Internationale studenten
De trend is het duidelijkst bij jongeren die van boeken houden. Die combineren hun voorliefde voor lezen vaak met de sociale media waarmee ze zijn opgegroeid. Ze maken filmpjes van hun leeservaringen, of ze posten boekomslagen en mooie citaten uit boeken op Instagram. Zo zijn de nieuwe leeskringen van de 21e eeuw ontstaan: BookTok, BookTube en Bookstagram.
Maar wat blijkt? Nederlandse jongeren die van boeken houden, lezen meestal geen werk van goedverkopende Nederlandse auteurs als Arthur Japin of Saskia Noort. Ze lezen allemaal ”They Both Die at the End” van Adam Silvera, of ”It Ends with Us” van Colleen Hoover – omdat dat nu eenmaal is wat jongeren lezen. Sommigen maken zelfs hun boekenvideo’s volledig in het Engels, want daarmee hebben ze een veel groter bereik.
Dat heeft er natuurlijk ook mee te maken dat de hele leefwereld van studerende jongeren voor een groot deel Engelstalig is. Dat begint al met het tweetalig onderwijs op de middelbare school, en dat wordt alleen maar versterkt als jongeren verder gaan studeren. Zonder Engels kun je geen universitaire studie meer volgen. De grote groep internationale studenten spreekt geen Nederlands, de colleges zijn dus in het Engels, en de studenten moeten ook hun eigen ”papers” in het Engels schrijven.
Je zou zeggen: als de universiteiten de instroom van buitenlandse studenten willen beperken –en dat willen ze, want ze worden overspoeld– zouden ze dat eenvoudig kunnen oplossen door weer veel meer colleges in het Nederlands aan te bieden. Maar kennelijk kan dat niet, willen ze niet achterblijven in de grote ontwikkeling van internationalisering en globalisering.
De trend lijkt dus voorlopig nog niet op z’n retour. Dat is in sommige opzichten toe te juichen: het is natuurlijk een enorm voordeel dat mensen elkaar wereldwijd kunnen verstaan, dat ze dezelfde boeken kunnen lezen en dezelfde taal kunnen spreken.
In andere opzichten is het evenwel jammer. Al die aandacht voor de Engelse taal, cultuur en geschiedenis gaat immers vaak ten koste van de Nederlandse taal, cultuur en geschiedenis. Taal blijft, hoe je het wendt of keert, de toegangspoort tot het verleden. En het is verlies als jonge mensen zich niet meer zo makkelijk in het Nederlands kunnen uitdrukken – dat gaat ten koste van de rijkdom van de taal en de kwaliteit van de communicatie. Zoals de internationaal gelauwerde schrijver Cees Nooteboom zei: „Als ik in een andere taal schrijf, speel ik misschien gitaar. Maar in mijn eigen taal kan ik op een orgel spelen met oneindig veel registers en nuances.” Dat vraagt echter wél oefening: als je je eigen taal verwaarloost of als tweederangs taal gaat zien, verlies je die vaardigheid, en kun je nog slechts in twee talen op de blokfluit spelen.
Maar het moeilijkste aan het hele verhaal is misschien wel dat de kloof steeds dieper wordt. De kloof tussen de theoretisch opgeleide, Engelssprekende, internationaal georiënteerde burger en de praktisch opgeleide, Nederlandssprekende, op de eigen gemeenschap georiënteerde burger. En dan hebben we het nog niet eens over de 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder die sowieso moeite hebben met lezen, schrijven en rekenen. Dat is een op de zes volwassenen in Nederland. Als zo veel mensen in het Nederlands al niet goed mee kunnen komen, hoe moet het dan in het Engels?
Enny de Bruijn is schrijver en journalist.