Dit meldde Open Doors donderdag. De Pakistaan was aangeklaagd op grond van de wet op de godslastering. Op belediging van de profeet Mohammed staat in Pakistan de doodstraf. Het bijzondere aan de vrijspraak is, volgens Claas, dat het de eerste keer is dat een aangeklaagde door een lager gerechtshof is vrijgesproken van godslastering. In eerdere gevallen van vrijspraak gebeurde dit door het opperste gerechtshof, in hoger beroep.

In het voorjaar van 2004 werd Anwar Masih op borgtocht vrijgelaten, maar hij moest meteen onderduiken omdat fanatieke moslims hem bedreigden. Ook nu, na zijn officiële vrijspraak, blijft Anwar Masih ondergedoken. Hij was op 30 november 2003 gearresteerd omdat een voormalige buurman hem had aangeklaagd wegens godslastering. Toen Anwar Masih de man ontmoette nadat hij deze maanden niet gezien had, vroeg hij hoe het met hem ging en waarom deze zijn baard liet staan. Daarmee beledigde hij zijn vroegere buurman, die drie maanden daarvoor was overgegaan tot de islam en z’n baard had laten staan naar het voorbeeld van Mohammed. Het schijnt dat de nieuwe moslim wrok koesterde tegen zijn vroegere christelijke buurman. Als moslim kon hij gemakkelijk wraak nemen. De Pakistaanse wet op de godslastering wordt veelvuldig misbruikt om persoonlijke vetes te beslechten.

Pakistaanse christenen ijveren al vele jaren tevergeefs voor afschaffing of verzachting van de wet. Op dit moment zitten minstens zes christenen in de gevangenis op grond van de wet op de godslastering. Vier anderen zijn vrijgesproken, maar moesten onderduiken.