Wij zijn engelen noch beesten
Blaise Pascal was een genie, maar hij was zich ook pijnlijk bewust van de grenzen van het menselijk kennen en kunnen. Juist daarom kan hij ons, aan de vooravond van zijn vierhonderdste geboortejaar, belangrijke zaken leren.
Er zijn van die boeken die al bijna je hele leven met je meereizen. Bij mij gaat het om een goedkope Franse pocket met de ”Pensées” (”Gedachten”) van Blaise Pascal (1623-1662), op mijn zeventiende verjaardag gekregen van klasgenoot Ewald Mackay. De inhoud, die ik met een Prisma Frans-Nederlands woordenboekje te lijf ging, was toen belangrijk voor mij. Het boek overtuigde mij, een recente zij-instromer, definitief van de waarheid van het christelijk geloof.
Pascal was een befaamd wis- en natuurkundige, die zich, na een extatische ervaring in de nacht van 23 november 1654, toelegde op een verdediging van het christelijk geloof. Hij noteerde daartoe invallen en ideeën op een kleine duizend stukjes papier, die na zijn vroege dood op 39-jarige leeftijd door vrienden zijn gerangschikt en uitgegeven. Pascal geloofde niet dat het erg zinvol was om met rationalistische argumenten het geloof in God te verdedigen. Hij koos voor historische en morele argumenten die het hart van de mens raken en de raadselen van dat hart blootleggen en verklaren.
Hij tekende de mens in zijn dubbelzinnigheid, in zijn ellende en grootheid, als een denkend riet. Niet meer dan een riet, broos en kwetsbaar, maar dan toch een denkend riet, dat weet heeft van de twee oneindigheden. Van de oneindigheid van het universum (de wereld van de telescoop) en van de microkosmos die door de microscoop zichtbaar werd. En van de oneindigheid tussen de heilige en verborgen God enerzijds en de ellende van de menselijke ziel anderzijds.
In dat vacuüm is er het verlangen, dat als gevolg van de zonde vaak de vorm aanneemt van een vlucht voor de leegte in verstrooiing en amusement. Totdat een mens leert dat de oneindige kloof tussen God en mens in Christus is overbrugd, in de verborgenheid van het kruis op Golgotha.
Alleen onze hoge komaf en zondeval verklaren deze dubbelzinnigheid in het menselijk hart, die spanning tussen vlucht en verlangen, tussen verzet en hunkering. Waar de oneindige breuk is blootgelegd, is dit argument overtuigender dan de rationele Godsbewijzen van welke godgeleerde dan ook.
Macht en tegenmacht
Maar Pascal kan ons meer leren dan het overtuigende antwoord op de raadselen van ons bestaan dat het christelijk geloof aanreikt. Ook op politiek en wetenschappelijk gebied heeft hij belangrijke inzichten te melden, juist ook voor ons in deze tijd.
Wij mensen zijn geen engelen, maar ook geen beesten, is een belangrijke gedachte die Pascal aan het papier toevertrouwde. „En het ongeluk wil dat je je als dier gedraagt wanneer je de engel wilt spelen”, voegde hij daaraan toe.
Deze gedachte heeft een belangrijke rol gespeeld in het politieke denken. Zij keert letterlijk terug in de zogeheten Federalist Papers, de verdediging van de Amerikaanse Grondwet. Het denken over de staat behoort te berusten op diepe reflectie op de menselijke natuur, heet het daar. „Als mensen engelen waren, zou een regering niet nodig zijn. Als engelen over mensen zouden regeren, zou een regering geen externe of interne controlemechanismen nodig hebben.”
Mensen regeren over mensen. Daarom moeten mensen (een regering) niet alleen macht over mensen hebben, maar heeft elke regering ook een tegenmacht nodig om zichzelf te (laten) controleren. Onze democratische rechtsstaat berust dus op een christelijke mensvisie. Een voortdurende, verootmoedigende herinnering aan onze dubbelzinnigheid kan veel ongelukken voorkomen, van de chaos van het populisme tot de eenheidsdwang van de liberale staat.
Vanuit zijn inzicht in het menselijk hart wist Pascal ook dat „het hart zijn redenen heeft die de rede in het geheel niet kent”. Hij leefde in een tijd van grote wetenschappelijke ontdekkingen, en schreef er zelf enkele op zijn conto. Maar hij kreeg er allengs meer oog voor dat de geest van waaruit wetenschap werd bedreven, overmoedig is. Hij sprak van de hoogmoed, de oneindige verwaandheid van de ”geometrische geest”. De wetenschap heeft ontzettend belangrijke en dankbaar stemmende dingen ontdekt, maar moet zich bewegen binnen de grenzen van de waarneming en analyse van de zichtbare werkelijkheid.
Want daarnaast is er ook het domein van het hart, van de intuïtie, de liefde en de gehoorzaamheid, het centrum van ons bestaan. Dat domein van het hart is ook dat van het geloof, van het kennen met het hart dat alle verstand te boven gaat. Op het schilderij met de twee ambassadeurs van Hans Holbein (1534) zien we de triomf van de moderne wetenschap, van kapitalisme en imperialisme. Wie goed kijkt, ziet hoe Christus verdwijnt achter een dichtgetrokken gordijn. Dat is onze moderne wereld ten voeten uit. Pascal zocht en vond de ruimte om in die wereld Christus ter sprake te blijven brengen, door de eigenstandigheid van het gelovig kennen te claimen.
Pascal is hierin voor veel mensen een belangrijk getuige geweest, in een wereld waarin veilig en rustig geloven niet meer mogelijk is, maar veilig en rustig niet-geloven evenmin. John Newton en ds. J. P. Paauwe waardeerden hem zeer, de Schotse predikant Murdoch Campbell had Pascals ”Gedachten” op zijn nachtkastje liggen, dr. W. Aalders schreef zijn dissertatie over hem. En in ”De dingen hebben hun geheim” schreef de christelijke hoogleraar A. van den Beukel (TU Delft) dankbaar over Pascal als „een mens die ook vandaag nog dichtbij is.” Hij kan ons leren dat ons leven, onze politiek en ons kennen niet in zichzelf kunnen rusten, en dat God geen bedenksel is, maar zich als de God van Abraham, Izaäk en Jacob in de heilsgeschiedenis bekend heeft gemaakt en daarom kenbaar is en Zich laat ontmoeten en dienen.
De auteur is historicus en publicist, en doceert kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.