Kerkelijk Leven

Apostolische Geloofsbelijdenis
of de twaalf artikelen van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof

1. Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
2. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere;
3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria;
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
5. ten derde dage wederom opgestaan van de doden;
6. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;
7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
8. Ik geloof in den Heiligen Geest.
9. Ik geloof een heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen;
10. vergeving der zonden;
11. wederopstanding des vleses;
12. en een eeuwig leven.

Ds. Moerkerken: In Christus heeft de Kerk een thuis

Ons vlees als een
pand in de hemel

Door J. M. D. de Heer
Als er licht valt op de vrucht van hemelvaart, kun je er slechts met heimwee over preken. In Christus kreeg de Kerk een thuiskomen bij de Vader. En deze Christus zal niet rusten voordat Hij Zijn Kerk daadwerkelijk bij Zich heeft. Als het erop aankomt, zegt ds. A. Moerkerken, rector van de Theologische School der Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam, preek ik het liefst over de betekenis van de heilsfeiten.

„„Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders”. Het artikel over de hemelvaart volgt in de Apostolische Geloofsbelijdenis direct op dat van de opstanding. In het licht van Zijn volbrachte borgtochtelijk werk had Christus met Pasen naar de hemel kunnen varen. Hij had de schuld betaald, het werk dat de Vader Hem gegeven had te om te doen, had Hij voleindigd”.

Veertig dagen
„De veertig dagen waarin de Heere Jezus nog op de aarde vertoefde, hadden daarom niet in de eerste plaats betekenis voor Hemzelf, maar voor Zijn jongeren. Was Christus direct na Zijn opstanding ten hemel gevaren, dan zou de kerk in de grootste smart en nood zijn achtergebleven.

Het getal veertig ziet in de Schrift vaak op een periode van voorbereiding. Israël verkeerde veertig jaren in de woestijn voordat het volk het beloofde land binnentrok, Christus werd veertig dagen in de woestijn verzocht voordat Hij Zijn openbare optreden begon.

In die veertig dagen tussen opstanding en hemelvaart had de Middelaar geen dagelijkse omgang meer met Zijn discipelen. Hij wilde hen voorbereiden op Zijn hemelvaart. Tegelijkertijd wilde Hij met hen spreken over de dingen die Gods Koninkrijk aangaan. Ook het zendingsbevel hoorde daarbij. Tenslotte bewees Christus door de verschijningen de waarheid van Zijn opstanding. Tien waren het er, waarvan zeker de helft op de eerste dag der week. Dat is treffend. Christus openbaarde Zich bij voorkeur op zondag. En dat is nog zo, omdat Hij juist op die dag Zijn Woord laat prediken”.

Betwist
„Het feit van de hemelvaart was lange tijd onbetwist. Met de doorwerking van de Verlichting kwamen de bijbelse wonderen steeds meer onder druk te staan. De eerste tijd bestond een huiver om de heilsfeiten aan te tasten. Men richtte de pijlen meer op wat men noemde de rand van de openbaring, zoals het spreken van de slang en het auteurschap van de boeken van Mozes.

De ontwikkeling van de bijbelwetenschap ging echter verder. Vandaag de dag worden alle wonderen onder de heilsfeiten ontkend. Men wil geen aanstoot geven aan de moderne mens met zijn twijfels. Het feit van de hemelvaart krijgt een zogenaamde 'geestelijke' betekenis. Christus is volgens moderne opvattingen niet werkelijk ten hemel gevaren, maar we moeten Hem „bij God denken” en daarom onze harten omhoogheffen.

Wie de historische bodem onder het heilsfeit vandaan haalt, verliest het fundament voor de geestelijke beleving van hemelvaart. Helaas hoor je ook binnen de kerk wel eens zeggen: De geschiedenis van de hemelvaart, het voorwerpelijke, weten we wel, het komt aan op de bevindelijke beleving. Nu zal ik dat laatste niet graag ontkennen, maar bevinding zonder fundament in de Schrift heeft weinig waarde. Wat heb je eraan als je enkel kunt zeggen: „Zo beleeft Gods volk het” en je niet kunt zeggen: „Hier in Gods Woord staat het”. In het preken over de heilsfeiten moet het voorwerpelijke daarom eerst recht liggen, voordat ik naar de onderwerpelijke toepassing kan gaan”.

Beknopt
„Het is wel opvallend dat de evangelisten het feit van de hemelvaart niet uitvoerig hebben beschreven. Markus en Lukas zijn heel beknopt; Matthéüs en Johannes schrijven er niet over. Pas in het tweede boek van Lukas, de Handelingen der Apostelen, treffen we een uitvoeriger beschrijving van de hemelvaart aan. De moderne wetenschap concludeert zonder blikken of blozen dat de hemelvaart blijkbaar een zijspoor in het bijbels getuigenis is. Nu, zo moeten we het in elk geval niet verstaan.

Wellicht hangt de summiere beschrijving samen met het feit dat de elf apostelen persoonlijk getuigen waren van de hemelvaart. De eerste christengemeente kon het hen navragen. Christus' zegenende handen en de wolk die Hem wegnam, stonden in hun geheugen gegrift”.

Psalmen
„We geloven dat, naast de getuigenissen in het Nieuwe Testament, een aantal psalmen op Christus' hemelvaart ziet. Daarom laten we met hemelvaart vaak Psalm 24, 47, 68 en 110 zingen. Nu moeten we bij psalmen zorgvuldig recht doen aan de historische context waarin ze zijn gedicht en de vervulling in de eerste plaats zoeken in het leven van de dichter. Maar tegelijkertijd mogen we vragen naar de diepere betekenis. De christenexegeet zal immers geen rust hebben voordat hij in het Oude Testament Christus vindt. Voor de vervulling van de psalmen in het werk van Christus biedt het Nieuwe Testament houvast. Volgens Efeze 4:8 bijvoorbeeld is Psalm 68:19 een profetie van Christus' hemelvaart. Psalm 110:1 wordt aangehaald in Hebreën 1:5. In zulke aanhalingen ligt een sleutel om andere teksten uit het Oude Testament te verstaan. Zo wordt Psalm 47:6 niet in het Nieuwe Testament aangehaald. Toch geloven we dat deze psalm indirect op Christus' hemelvaart ziet”.

„De Heidelbergse Catechismus besteedt uitvoerig aandacht aan Luthers opvatting dat Christus' menselijke natuur na Zijn hemelvaart alomtegenwoordig was. In onze tijd speelt deze kwestie veel minder. Daaruit blijkt dat de catechismus betrokken was op zijn eigen tijd. Maar daarmee is het leerboek niet tijdgebonden. De achtergrond achter het meningsverschil met Luther –de naturen van Christus– blijft actueel. Juist in onze tijd is het goed nog eens met nadruk uit te leggen dat Christus waarachtig God en waarachtig mens was. Hij bleef God, maar de goddelijke persoon nam de menselijke natuur aan”.

Heilsbetekenis
„Christus' hemelvaart heeft een eigen heilsbetekenis. Vraag en antwoord 49 van de Catechismus behandelt het nut van de hemelvaart. Christus is in de hemel als een voorbidder. Hij pleit op Zijn volbrachte werk en eist, zo noemt Hellenbroek het, de zaligheid van de Zijnen.

Jacobus Revius heeft dit in een bijzonder mooi gedicht verwoord. „Gij hebt van ons een pand ten hemel opgenomen./ Gij laat tot ons een pand weer van de hemel komen./ Het pand dat Gij ons naamt, was onze vlees en bloed./ Het pand dat Gij ons gaaft, was Uwen Trooster zoet”.

Een pand, denk maar aan een trouwring, houdt de herinnering levendig en biedt een waarborg, een verzekering van de liefde van de ander. Christus nam ons vlees en bloed als een pand naar de hemel. Voor Gods kerk is dat een waarborg dat zij eenmaal daar zullen komen waar het Hoofd plaats heeft bereid. Het Hoofd van de Kerk is boven, het lichaam zal niet achterblijven. Christus heeft ons vlees als een pand in de hemel. Dat doet Hem verlangen om Zijn Kerk bij Zich te hebben. Wat een ontzaglijk verschil is er met het pand dat Hij aan Zijn kerk teruggaf: Zijn Heilige Geest. Een pand trekt, als het goed is, het hart naar de ander. Door de kracht van de Geest, zo vat de Catechismus samen, zoeken Gods kinderen de dingen die boven zijn. De Geest maakt het hart gaande naar Hem die ten hemel voer”.

Rechter en Vader
„De hemelvaart volgde na Goede Vrijdag en Pasen. Met Goede Vrijdag raakten de discipelen hun Zaligmaker en hun zaligheid kwijt. Gods Kerk op aarde ging in hun waarneming verloren. Met Pasen volgde de toe-eigening van de vrucht van Christus' sterven. De kerk mag weten dat de vertoornde Rechter een verzoende Rechter is. De vergeving van zonden is een grote zaak, maar is het ook dé grote zaak? Gaat het Gods kinderen in de eerste plaats om de vergeving van zonden, of is het hen om God Zelf te doen?

Uit de vergeving van zonden kunnen Gods kinderen niet de conclusie trekken dat daarmee God hun Vader is. Bij conclusies kunnen ze niet leven. Er blijft een gemis, dat met hemelvaart wordt vervuld. Christus bracht niet met Pasen maar met Hemelvaart Zijn kerk terug tot de Vader. Paulus verwoordt dit in de brief aan Efeze: Ons mede opgewekt en in Christus mede gezet in de hemel”.

Rechterhand
„Christus zit in de hemel aan de rechterhand Gods, des almachtigen Vaders. De Schrift spreekt nu eens dat Christus zit, dan weer dat Hij staat en soms ook dat Hij aan de rechterhand Gods is. Deze woorden zien allemaal op het heilig bezig zijn van Christus in de hemel. Het zitten ziet op de rust na Zijn volbrachte offer. In de tempel stond geen enkele stoel. De priesters stonden om te dienen. Dat zag op het onvolkomene van de schaduwdienst. Maar Christus zit aan Gods rechterhand. Zijn priesterlijk offer is voltooid. Christus' staan ziet op Zijn ingrijpen. Zo zag Stefanus Christus staan, gereed om hem ten hemel op te nemen.

De vraag wordt soms gesteld wat de aard is van Christus' lichaam na Zijn hemelvaart. De Schrift geeft reden om te zeggen dat Hij met Pasen een verheerlijkt lichaam kreeg. Hij at wel, maar had geen spijze meer nodig. Toch bleef het een menselijk lichaam, waarin de wonden van Zijn kruisiging zichtbaar bleven. Met Christus' hemelvaart is er niet iets bijzonders met Zijn lichaam gebeurd, zoals Luther leerde. Johannes zag immers het Lam Gods staande als geslacht”.

Regering
„De toevoeging „des almachtigen Vaders” ziet op de regering van Christus namens de Vader. Door Wien de Vader alle dingen regeert, schrijven de opstellers van de Catechismus. Op grond van Zijn Middelaarsarbeid kreeg Christus van Zijn Vader alle macht in hemel en op aarde. Het is een verworven bevoegdheid om de Kerk en ook de hele wereld te regeren.

Christus bewijst Zich als hoofd van Zijn Kerk. Er staat dus niet dat Hij het hoofd van de Kerk werd. Voor de opvatting dat de kerk vanaf de pinksterdag tijdelijk de plaats van Israël inneemt, is geen grond. De kerk was er al vanaf Genesis 3 vers 15. Eigenlijk moeten we het nog nauwkeuriger zeggen. De Kerk is van eeuwigheid in Christus verkoren. Christus was dus altijd Hoofd van de ene Kerk die uit joden en heidenen zou worden verzameld.

Dat Christus Zich als Hoofd van de Kerk bewijst, betekent niet dat de hele wereld voor Hem valt. Hij bewijst Zich in deze bedeling vaak op een verborgen wijze, in de harten van Zijn kinderen, als Hoofd. In Zijn goddelijke wijsheid werkt de verheerlijkte Middelaar met andere bewijzen dan die voor het verstand imponerend zijn”.