Kerkelijk Leven

Apostolische Geloofsbelijdenis
of de twaalf artikelen van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof

1. Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
2. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere;
3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria;
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
5. ten derde dage wederom opgestaan van de doden;
6. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;
7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
8. Ik geloof in den Heiligen Geest.
9. Ik geloof een heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen;
10. vergeving der zonden;
11. wederopstanding des vleses;
12. en een eeuwig leven.

Ds. Den Butter: Christus is volkomen geschikt als Zaligmaker

De bestreden troost
van het Zoonschap

Door J. M. D. de Heer
De belijdenis in het tweede van de twaalf artikelen staat in onze tijd ter discussie, zegt ds. P. den Butter, christelijk gereformeerd predikant te Middelharnis. „Voor christenen in de Vroege Kerk was het een geloofsbelijdenis: Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God, bracht door Zijn lijden en sterven verzoening teweeg. Zijn Godheid en de verzoening zijn voor moderne mensen eigenlijk niet meer aanvaardbaar. De troost van de christen wordt een aangevochten zaak”.

„„En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere”. Zonder de andere artikelen tekort te willen doen, zou ik dit een centraal punt willen noemen in de apostolische geloofsbelijdenis. Het is een eerste greep naar het hart van het Evangelie: Jezus Christus en Die gekruisigd. Al heel vroeg in de kerkgeschiedenis is begrepen dat in de christologie het hart van het Evangelie klopt. Daarom volgen na het ene artikel over God de Vader, verschillende artikelen over Christus.

Jezus Christus is de eniggeboren Zoon van God, belijdt de kerk van alle tijden en plaatsen. Wat ze hiermee zegt, is niet te vatten, niet in te denken. Maar omdat Gods Woord erover spreekt, moeten en mogen we, voorzover dat in ons vermogen is, nadenken over wat het Zoonschap van Christus betekent. We moeten wel de grenzen van speculatie in acht nemen.

De Godheid van de tweede persoon is in de geschiedenis van de kerk al heel vroeg doordacht. De geloofsbelijdenis van Nicea zegt het zo: „God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met de Vader”. De Middelaar moest waarachtig God zijn om de toorn Gods tegen de zonde te kunnen dragen. Bij welk schepsel je ook zoekt, het is absoluut onmogelijk om buiten Christus met God verzoend te worden.

Eretitel
Sommige mensen willen op een bepaalde manier wel zeggen dat Jezus Zoon van God is. Dan gaat het om een eretitel, die Jezus van Nazareth door Zijn bijzondere prediking, Zijn lijden en sterven verwierf. Maar dat gaat in tegen het getuigenis van de Schrift. Nu is het waar dat Christus loon kreeg op Zijn arbeid als Middelaar. Daarover lezen we in Filippenzen 2 vers 9. Maar Psalm 2 leert duidelijk dat Jezus van eeuwigheid Zoon van God was. In de eerste betekenis gaat de psalm inderdaad over koning David. Maar het is onmogelijk om alles in het lied op de aardse koning toe te passen. In Handelingen 13 vers 33 wordt het zevende vers van de tweede psalm daarom ook toegepast op Christus.

„Heden heb ik U gegenereerd”, zegt de psalmdichter. Wat betekent „heden” als God spreekt? Is er voor God een heden, verleden en toekomst zoals wij die kennen? Bij God is een eeuwig heden. Daarom belijdt de kerk dat Christus van eeuwigheid Gods Zoon is geweest. Van eeuwigheid heeft de Vader Hem gegenereerd, voortgebracht. Wat ik nu zeg, begrijp ik niet. Het is een nastamelen van wat God erover in Zijn Woord heeft geopenbaard. „Zijn uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid”, profeteerde Micha. „Eer Abraham was, ben Ik”, sprak de Mond der wijsheid zelf. „Hij heeft het geen roof geacht, God evengelijk te zijn”, schreef Paulus aan de Filippenzen.

Belangrijk
Op de kansel spreek ik niet zo vaak over de strijd die Nestorius en Eutychus, Arius en Athanasius over de christologie voerden. Toch is het wel belangrijk dat we dit deel van de kerkgeschiedenis kennen. Ik denk dat we mogen zeggen dat de Heilige Geest de Vroege Kerk op dit punt in alle waarheid heeft geleid. Deze belofte sprak de Heere Jezus in de eerste plaats tot Zijn discipelen. Maar in het licht van Christus' woorden: „Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding der wereld”, pas ik deze belofte van de Heilige Geest en Zijn werk ook toe op de kring van de opvolgers van de apostelen en hún opvolgers, die bouwden op het fundament van de christelijke kerk. Dwars door alle menselijke worstelingen en politieke kwesties heen heeft de Heere de openbaring in Zijn Woord willen veiligstellen tegen ketters. En wij hebben de opdracht die leer zuiver te bewaren. Met name in zijn pastorale brieven roept Paulus hiertoe herhaaldelijk op.

Leer niet geliefd
In onze tijd is de leer niet zo geliefd. De preek moet vooral niet te moeilijk zijn. Maar als de leer verwatert, verwatert ook het geestelijk leven. Een beetje vroomheid met wat gevoel, wat aandoening en emotie, wordt dan aangezien voor waarachtig geestelijk leven. De Engelse anglicaanse bisschop J. C. Ryle noemde mensen zonder goede kennis van de geloofsleer een “jellyfish”, een kwal. Het is een bewegende massa zonder geraamte.

Gekocht
Gods kinderen geloven niet alleen dat Jezus Christus Gods eniggeboren Zoon is, maar ook dat Hij hun Heere is. Heere; dat betekent eigenaar, gebieder. Christus heeft Zijn kerk gekocht met Zijn bloed en haar Zich zo tot een eigendom gemaakt. Daarin schittert het wonder van Gods ontferming. Hij, Die zo hoog is, de Zoon van God, heeft Zichzelf zo diep willen vernederen om zondaren tot Zijn eigendom te maken. Krachtens de schepping waren zij Zijn eigendom, door de val zondigde de mens zich uit Gods gemeenschap. Maar nu wilde God in Zijn liefde toch de mens weer terughebben.

Ook in het koninklijk ambt van de Middelaar –dat tot uitdrukking komt in de naam Christus, dat is Gezalfde– ligt besloten dat de kerk Zijn eigendom is. Toch is er een onderscheid tussen het Koningschap en het Heer zijn. Christus als Koning ziet vooral op Zijn regering en bescherming. Christus als Heere legt de nadruk op de prijs die de Middelaar wilde betalen om de verkoren zondaren tot Zijn eigendom te maken.

Vele namen
Christus heeft vele namen gekregen. Het tweede artikel van de Apostolische Geloofsbelijdenis noemt de voornaamste: Heere, Jezus, Christus. We hebben deze namen allemaal nodig om ons te bewaren voor eenzijdigheid. In sommige kringen hoor je alleen over Jezus spreken. Hij is een Helper, een barmhartige Heiland. Nu wil ik daarvan op zichzelf niets afdoen, maar we moeten zijn ambtsnaam Christus niet uit het oog verliezen. Jezus is daarom Zaligmaker, omdat God Hem als zodanig heeft gezalfd en bekwaam gemaakt. Hij is geen Zaligmaker die helpt, maar die al het werk tot de zaligheid alléén heeft volbracht, en daartoe volkomen bekwaam was gemaakt.

Aan de andere kant moeten we oppassen dat we de vertroosting in de naam Jezus niet weghalen door telkens te benadrukken dat Hij een verborgen Persoon is, bij Wie we niet zomaar zijn en Die alleen door enkelen wordt gekend.

Verzoening
De naam Christus ziet op Zijn ambten van profeet, priester en koning. Zijn priesterschap was vele eeuwen onaangevochten. De verzoening kreeg de eerste echte bestrijding in de gebroeders Socinus, die leefden in de zestiende eeuw. In deze eeuw brak de kritiek echt door. In kringen van de vrijzinnigheid merk je steeds meer dat het verzoenende, plaatsvervangende lijden van de Heere Jezus voor velen te vernederend is. Naarmate je over de mens positiever gaat spreken dan de Bijbel doet, wordt het steeds sneller vernederend om je te laten verzoenen. Het zicht op Gods recht en de verlorenheid van de mens is uit het oog verloren.

God wilde het oude Israël elke dag inprenten dat zonder bloedstorting geen vergeving geschiedt. Zo ernstig is de zonde. Die waarheid veroudert nooit. Maar wie de zonde relativeert, zal op den duur denken dat het met minder kan dan met de bloedstorting van Christus.

Ook het profetische ambt van Christus is in sommige kringen uitgehold. Hij wordt dan een profeet die heel zinnige dingen zei, opkwam voor de armen en de machtigen bestrafte. Deze gedachten kom je tegen in de bevrijdingstheologie, die echter een deel uit de Bijbel sterk uitvergroot en de rest vergeet. Wij moeten op onze beurt oppassen dat we het sociale element uit Jezus' prediking niet vergeten. Het wezen van Christus' profetische ambt ligt evenwel in het bekendmaken van de volle raad Gods tot de verlossing van Zijn kerk.

Ik geloof
Ook bij het tweede artikel van de geloofsbelijdenis horen de woorden „ik geloof”. Een zuivere beschouwing van de christologie kan buiten ons hart omgaan. Het geloof brengt de band met Christus tot stand. Het geloof zegt: „Hij kwam om mij zalig te maken, Hij wilde komen om mijn verduisterde verstand te verlichten, Hij kwam in de vernedering om mij Zich tot een eigendom te maken. Alles wat Hij deed, komt mij ten goede en draagt voor mij vrucht tot het eeuwige leven”.

Wie nadenkt over de namen en ambten van Christus, komt steeds meer onder de indruk van deze Zaligmaker. Hij is zo volkomen geschikt als Zaligmaker van zondaren, dat ik al mijn vertrouwen op Hem mag stellen. Hij hoeft Zich niet te bewijzen als Zaligmaker, want de Vader heeft Hem al als zodanig aanvaard. Er hoeft geen twijfel te bestaan aan Zijn bekwaamheid, genoegzaamheid en gewilligheid. Dan durf ik ook geen enkel aspect van de christologie op te geven. Dan zou ik Zijn algenoegzaamheid ontkennen. En daar hangt wat van af. Daar hangt alles van af. We zouden de zaligheid op het spel zetten”.