Kerk en Godsdienst24 juli 2001

Leidster De Jong: Wat ze in hun jeugd leren, weten ze later nog

De spits van het zondagsschooluur

Door M.M.C. van der Wind-Baauw
HAASTRECHT – „Houd ik van kinderen?” Dat is volgens Jannie de Jong een van de vragen die je jezelf moet stellen als je wordt gevraagd om zondagsschoolmeester of -juf te worden.

Ze vindt niet dat je in het onderwijs gezeten hoeft te hebben om bij de leiding van de zondagsschool te kunnen komen. „Denk niet: Ik kan het niet. Vertellen kun je leren. Capadose, de oprichter van de eerste zondagsschool in Nederland, zei het zo: Het komt er slechts op aan de taal der liefde en des geloofs tot de kinderen te spreken.”

Er zijn geen bijzondere begaafdheden vereist, aldus de zondagsschoolleidster. „Maar kun je dan onbekeerd vertellen, kun je je in het verlengde hiervan afvragen. Het is de eis dat we ons bekeren. Daar moet je alles aan doen. Maar de Heere is niet afhankelijk van ons. Hij kan ook de vertellingen van iemand die onbekeerd is, gebruiken. Wij zijn wel verantwoordelijk voor wat en hoe we vertellen, maar Hij zal Zelf voor de vrucht zorgen.”

Het doel van de zondagsschool is kennis van de bijbelse geschiedenis vermeerderen, psalmversjes leren; in de hoop dat door dit middel de Heere Zijn Koninkrijk zal uitbreiden. Zo staat het in de statuten die de landelijke zondagsscholenbond van de Gereformeerde Gemeenten heeft opgesteld en die ook in Stolwijk zijn overgenomen. Bij de bond, die in 1971 werd opgericht, zijn 55 zondagsscholen aangesloten.

Een zondagsschooluur bestaat uit een aantal vaste elementen. Het zingen van een psalm, beginnen met gebed, het terugvragen van de vertelling van de vorige keer, de bijbelse vertelling, het overhoren van een psalmversje en een bijbeltekst en het dankgebed. Is er tijd over dan doet mevrouw De Jong vlak voor het eind nog wel eens een kleine quiz over het bijbelverhaal of andere bijbelse geschiedenissen.

In Stolwijk bezoeken ongeveer tachtig kinderen tussen de vier en twaalf jaar de zondagsschool. Ze zijn verdeeld over drie groepen. Mevrouw De Jong staat voor de zeven- tot negenjarigen. In elke groep komt hetzelfde bijbelgedeelte aan de orde, maar de psalmverzen en bijbelteksten om uit het hoofd te leren, zijn verschillend. De zondagsscholenbond van de Gereformeerde Gemeenten maakt hiervoor dankbaar gebruik van het rooster dat de hervormde zondagsscholenbond elk jaar samenstelt. In totaal zijn er in Stolwijk acht mensen die vertellen. Verder heeft elke groep nog enkele helpsters, die meedoen met overhoren en plaatjes uitdelen.

Voorbereiding
Bij de voorbereiding is het gebed noodzakelijk, zegt mevrouw De Jong. „Je kunt het hart van de kinderen niet openen. Dat moet de Heilige Geest doen. Maar ook óns verstand is verduisterd. En dat moet verlicht worden. Daar vraag je in het gebed om.”

Daarna begint ze met het lezen van de Bijbel in de Statenvertaling met de kanttekeningen erbij. „Dat moet je heel nauwkeurig doen. Wat staat er nu eigenlijk precies? Het is belangrijk dat je voor jezelf ziet gebeuren hoe het gegaan zou kunnen zijn.” Vervolgens neemt ze er een verklaring of een handboek bij. En pas dan een kinderbijbel. Meestal die van Joh. Vreugenhil, H. van Dam of ds. C. J. Meeuse. „Daarvan kun je de opbouw van een vertelling leren. Hoe beginnen en eindigen ze? En als er een moeilijk begrip voorkomt, kun je zien hoe zij dat uitleggen.”

Ook probeert mevrouw De Jong het versje of de tekst die geleerd moet worden in de vertelling te verwerken. Bijbelse aardrijkskunde en oudheidkunde neemt ze voorzover mogelijk ook mee. „Oudere kinderen vinden het bijvoorbeeld interessant om te horen hoe een herder eruitziet. Ze willen weten hoeveel dagen iets lopen is.”

Gemiddeld kost het zondagsschoolwerk niet zo erg veel tijd, vindt mevrouw De Jong. Voor de voorbereiding trekt ze meestal een deel van de vrijdagavond uit. Bovendien hoeft ze niet iedere week te vertellen. Rond Kerst is het drukker, omdat er dan geoefend moet worden voor de kerstfeestviering. Het bestuur van de zondagsscholenbond vergadert viermaal per jaar. „Ook dat is goed te doen.”

Ze vindt het in het vrijwilligerswerk belangrijk dat je trouw bent. „Pak niet te veel aan, maar wat je doet, doe dat goed. Steek de tijd erin die ervoor gevraagd wordt. Zijn er vergaderingen, probeer daar dan zo veel mogelijk heen te gaan. Denk je dat je geen tijd meer hebt, stop er dan mee.”

Doel
Het doel van de zondagsschool is, vergeleken met vroeger, veranderd, zegt De Jong. Voorheen was de zondagsschool meer op evangelisatie gericht. „Wij hebben nu geen onkerkelijke kinderen meer onder ons”, stelt de leidster vast. „Maar dat betekent niet dat de zondagsschool overbodig is. Ook in deze tijd is het nodig dat kinderen worden toegerust. Het is een voorrecht om gedoopte kinderen op de zondagsschool te hebben. Maar de doop is geen grond om God te ontmoeten. Ook gedoopte kinderen moeten in de weg van wedergeboorte en bekering persoonlijk deel krijgen aan het heil dat door Christus verworven is. Daar moet je het in je vertelling altijd op toespitsen. Het mag niet zo zijn dat niet aan de orde is geweest dat ze een nieuw hart nodig hebben. Op hoeveel manieren je dat dan ook kunt vertellen.”

Meestal probeert Jannie de Jong een toepassing zo veel mogelijk door de vertelling heen te verweven. „Maar de samenhang mag daardoor niet uit je vertelling raken.” Ze zegt niet dat de toepassing nooit aan het eind kan, maar ze is er toch terughoudend mee. „Er is dan met spanning geluisterd naar de vertelling. De toepassing is min of meer bekend en dan merk je dat de aandacht verslapt.”

School
Dat veel kinderen doordeweeks naar reformatorische scholen gaan, is voor mevrouw De Jong geen reden om met het zondagsschoolwerk te stoppen. „Ook in de gemeente ligt een taak. En je bent op de zondagsschool –het is ook maar een uurtje– op een andere manier bezig. Een voordeel is dat je echt de kinderen van je eigen gemeente bij je hebt. Bovendien kun je er nooit genoeg mee bezig zijn”, zegt ze. „Wat ze in hun jeugd hebben geleerd, weten ze later ook nog.”

Om het belang van bijbels onderwijs te onderstrepen, verwijst de onderwijzeres ook naar de opdracht in Deuteronomium 6: Je zult het je kinderen inscherpen. En ze denkt aan Psalm 78: Je moet het doorvertellen opdat ze hun hoop op God zouden stellen. „Dus ook voor onze kinderen is dat nodig”, trekt mevrouw De Jong de lijn door. „Zondagsschool is heel belangrijk en verantwoordelijk werk.” Daarbij wil ze wel nadrukkelijk stellen dat de eerste verantwoordelijkheid voor de godsdienstige opvoeding bij het gezin ligt. „Wij mogen een stukje helpen meedragen. Opdat het u welga. Dat is onze wens en bede.”

Dit is de vijfde aflevering in de serie ”Tot dienst bereid”. We maken een zomer lang kennis met het vrijwilligerswerk in de kerk. Volgende week dinsdag: de assistent kerkelijk bureau.

Profiel: Jannie de Jong uit Haastrecht. Leeftijd: 28 jaar. Beroep: groepsleerkracht van groep 2 van de Johannes Calvijnschool in Krimpen aan den IJssel. Kerkelijk aangesloten bij de gereformeerde gemeente te Stolwijk (ruim 400 zielen). Daar is mevrouw De Jong betrokken bij het zondagsschoolwerk. Ze is vertelster bij de zeven- tot negenjarigen. Daarnaast zit ze sinds vorig jaar september in het bestuur van de zondagsscholenbond van de Gereformeerde Gemeenten.

Dit is de vijfde aflevering in de serie ”Tot dienst bereid”. We maken een zomer lang kennis met het vrijwilligerswerk in de kerk.

Een positievere kijk op de jeugd - 17 juli 2001

Een kast vol kerkgeschiedenis - 10 juli 2001

Het belang van een psalmenbriefje - 3 juli 2001

De haast van het verenigingswerk - 26 juni 2001