Kerk en Godsdienst10 juli 2001

Een archivaris moet nauwkeurig zijn en een verzamelwoede hebben

Een kast vol kerkgeschiedenis

Door J. M. D. de Heer
BERGENTHEIM – De zware deuren van de brandwerende kast –naast de nooduitgang, je weet maar nooit– staan open. In de kast staan rijen met identieke lichtbruine dozen. Naast de kast een tafeltje met wat brochures. Niet veel bijzonders, zo op het eerste gezicht. Of juist wel. Daar in de kast staat, keurig geordend, het rijke archief van de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) van het Overijsselse Bergentheim. Daarnaast, op het tafeltje, nog een resultaat van de noeste arbeid van archivaris R. G. R. Winter: de plaatselijke geschiedenis van kerk, school en politiek in een fraaie reeks pennenvruchten.

Toen Winter in 1987 archivaris werd, trof hij een vrij groot maar incompleet archief aan dat los in een kast lag. „Ik ben een halfjaar bezig geweest om al het materiaal te inventariseren, opnieuw in te delen, te registreren en in archiefdozen op te bergen.” Maar zijn ideaal lag verder. Winter wilde het kerkarchief compleet maken. En dus sloeg hij aan het verzamelen. Een bijkomend gemak daarbij was dat hij een jaar na zijn aantreden tot ouderling werd gekozen. „Dan kom je bij veel mensen en kun je eens vragen of ze nog wat hebben. Dat levert vaak meer op dan een oproep in het plaatselijk kerkblad.”

De mensen bewaren hier veel, is de indruk van de Bergentheimse archivaris. „Er zijn al heel wat schoenendozen van zolders af gekomen.” Vaak doen de gemeenteleden er ook niet moeilijk afstand van. „Ze krijgen van het materiaal altijd een kopie”, legt Winter uit. „En ook zien ze, als er weer een boekje uitkomt, wat ermee gedaan wordt. Dat motiveert.”

Aan welke eigenschappen moet een goed archivaris voldoen?

„Je moet, denk ik, nauwkeurig zijn, gevoel hebben voor de geschiedenis en een verzamelwoede hebben.”

Een archiefopleiding heeft Winter nooit genoten. „Wel heb ik de cursusavonden vanuit het Archief- en Documentatiecentrum van onze kerken in Kampen gevolgd. En ook heb ik wel wat boeken over archiefbeheer aangeschaft. Maar soms vraag je je wel af: Doe ik het nu goed?”

Echte twijfels hierover hoeft Winter niet te hebben. Eens kreeg hij zelfs een aantal archiefconsulenten uit het hele land op bezoek, die speciaal het archief van Bergentheim graag wilden zien.

Kort

Een blik in de kast met de eentonige rijen zuurvrije archiefdozen overtuigt direct dat in Bergentheim veel materiaal is verzameld. De stukken gaan terug op het ontstaan van de kerk in 1897. De oorzaak is dat in de tijd van de Vrijmaking het overgrote deel van de kerkenraad zich met de predikant vrijmaakte van de synodale leerbesluiten. De kerkelijke bezittingen en het archief bleven daarmee eigendom van de gemeente.

Winter kijkt het eerste notulenboek van 1897 tot 1903 graag nog eens in. „Kijk hoe kort de notulen zijn. Leg dat eens naast de hoeveelheid stukken die er nu in het kerkelijk leven wordt geproduceerd. Ik denk dat er in de begintijd veel gepraat en weinig vastgelegd is. Voor de geschiedschrijving is dat wel lastig.”

Het ”Doopledenboek der christelijke gereformeerde gemeente” –met typische streeknamen als Hofsink, Luisman en Plaggenmarsch– en het kasboek –één boek over de periode 1879 tot 1935– nodigen eveneens uit om na te pluizen. En dan is er de doos met het etiket ”Kerkelijke afkondigingen”. Welke scriba bewaart de briefjes met af te kondigen mededelingen die de dominee op zondag van hem krijgt? Ze zijn wel belangrijk, vindt Winter. Dat zijn ook de krantenknipsels over het kerkelijk leven in Bergentheim, preken op de band van de eigen predikanten en foto's en video's van belangrijke gebeurtenissen.

En dan zijn er de dozen van de vele verenigingen in Bergentheim. Echt ouderwets gereformeerde namen zoals ”Prediker 12:1a” voor een jeugdvereniging, ”Geloof doet leven” voor een meisjesvereniging en ”Werkend verwachten” voor een vrouwenvereniging komen voorbij.

De doos met de notulen van de schoolvereniging en die van de plaatselijke GPV-kiesvereniging zorgen voor een verbaasde blik. Dit is toch een kerkarchief? Het blijkt dat Winter in beide verenigingen actief is geweest en ook meer dan 25 jaar onderwijzer was aan de plaatselijke gereformeerde basisschool. „Het materiaal gaat vaak van secretaris naar secretaris. Ik vond het veiliger om het in de brandwerende kast van het kerkarchief te doen.” En dus is het kerkarchief uitgegroeid tot een soort dorpsarchief in wording. „Vorig jaar nog kreeg ik het complete archief van de gereformeerde Oranjevereniging die toen werd opgeheven.”

Toegankelijk

Per week is de onderwijzer gemiddeld twee uur met het archief bezig, schat hij. „Meestal werk ik in de vakanties het materiaal bij.”

Sommige kerken geven hun archiefmateriaal af aan een centrale kerkelijke of burgerlijke instelling. Maar daar denkt Winter niet aan. „Dan kun je in de auto stappen als je iets wilt hebben. Ik vind dat een kerkelijk archief toegankelijk moet zijn voor de eigen leden, zeker omdat zij zo veel materiaal hebben afgestaan.”

Is er in de kerkelijke gemeente nog interesse in zo'n stoffig gebeuren als het archief?

„Onder de ouderen zijn er wel die de geschiedenis van de kerk als het ware met zich meedragen. Maar onder jongeren is de belangstelling over het algemeen gering. Ik ben bijvoorbeeld nog nooit gevraagd om op een jeugdvereniging een inleiding over onze eigen geschiedenis te houden. Een van de jeugdverenigingen hield zelfs geen herdenking toen ze 100 jaar bestond. In het plaatselijk kerkblad heb ik toen aan de hand van de notulen vanaf 1888 een serie artikelen geschreven over die vereniging.

De interesse onder de eigen predikanten verschilt. Als ze een historische aanleg hebben, duiken ze wel eens in het archief. In het andere geval zijn ze blij als er weer een boekje verschijnt, maar houdt het daarmee wel op. Ze zijn gewoon te druk met de gemeente om ook nog eens het archief te raadplegen.”

Op de kerkenraadsvergadering in Bergentheim is het archief een vast agendapunt. „Als er stukken worden opgesteld, is het al snel: O, er moet een kopie naar Winter. Het archief mag hier ook wat kosten. Dat is een goed teken, want juist van de geschiedenis kun je leren. Je ziet erin de weg die Christus met Zijn kerk gaat. De geschiedenis van de kerk is tijdelijk, maar Gods werk is eeuwig.”

Dit is de derde aflevering in de serie ”Tot dienst bereid”. We maken een zomer lang kennis met het vrijwilligerswerk in de kerk. Volgende week dinsdag: de catecheet.

Vandaag:
R. G. R. Winter uit Bergentheim. Gehuwd. Leeftijd: 49 jaar. Beroep: docent Nederlands en wiskunde aan de Internationale Schakelklas, een school voor allochtonen, en de Sprintmavo, beide onderdeel van het Drenthe College. Kerkelijk aangesloten bij de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) kerk in zijn woonplaats (1500 zielen), waar hij het kerkelijk archief verzorgt.

Vorige afleveringen:
Het belang van een psalmenbriefje - 3 juli 2001

De haast van het verenigingswerk - 26 juni 2001