Kerkelijk Leven 5 juli 2000

Veluwse gemeenten als trekpleister

Door J. M. D. de Heer
WOERDEN – In de Gereformeerde Gemeenten (GG) oefenen predikanten onmiskenbaar aantrekkingskracht uit op de leden. Dat blijkt uit de cijfers van de 53 gemeenten die het grootste deel van 1999 een eigen predikant hadden. Deze gemeenten, die ongeveer eenderde van het totaal aantal gemeenten uitmaken en tweederde van het totaalaantal leden tellen, groeiden vorig jaar met 839 leden en doopleden. Dat is op 51 leden na de totale groei van het kerkverband.

Bekijken we de cijfers nauwkeuriger, dan blijkt dat de meerderheid van de vacante gemeenten haar ledental ziet afnemen, terwijl juist tweederde van de gemeenten met een eigen predikant groeit. Op de lange termijn leidt dit tot een tendens dat grote gemeenten, die vaker een predikant hebben, groeien, terwijl kleine gemeenten, die vaak vacant zijn, hun ledental verder zien dalen. Deze tendens wordt vaak nog versterkt door beperkte huizenbouw in de ene gemeente en een bloeiende huizenmarkt in de andere.

Zuid-Beveland
Een voorbeeld van deze ontwikkeling is Zuid-Beveland. In 1950 telde de classis Goes 16 gemeenten, variërend van 119 (Colijnsplaat) tot 1413 (Krabbendijke) leden. Terwijl de eerste gemeente gestaag in ledental terugliep en in 1989 werd opgeheven, groeide Krabbendijke tot 2118 leden en doopleden in 2000. Ook andere vacante gemeenten op Zuid-Beveland zagen hun ledental in de tweede helft van deze eeuw teruglopen: twee voorbeelden zijn Nisse (van 157 naar 62) en Wolphaartsdijk (van 405 naar 261).

Aan de andere kant zijn er in de classis Goes gemeenten waarvan het ledental sterk toeneemt. Aanvankelijke groeiden Goes en Yerseke gestaag, later werden 's-Gravenpolder en Kapelle-Biezelinge de uitschieters. 's-Gravenpolder telde in 1950 439 leden, in 1975 703 en weer 25 jaar later 1654. Kapelle-Biezelinge groeide van 318 leden in 1950, via 413 in 1975 naar 1103 dit jaar. Het zijn ook deze twee gemeenten die veel jonge gezinnen tellen, terwijl de kleinere gemeenten wat aan het vergrijzen zijn.

Veluwe
Onder de gemeenten met een eigen predikant zijn er die desondanks hun ledental zagen afnemen. Deze gemeenten zijn bijna allemaal in het westen van het land te vinden. Aan de andere kant zijn er onder de 53 gemeenten met een eigen predikant tien Veluwse plaatsen, die in totaal met bijna 500 leden en doopleden groeiden. Dat is 60 procent van de totale groei van de Gereformeerde Gemeenten.

De trek naar de Veluwe blijkt nog duidelijker bij tellingen van gemeenten in het gebied tussen Nunspeet, Apeldoorn, Wageningen en Scherpenzeel. In 1960 waren dat 13 gemeenten, met 1 predikant en 6639 leden en doopleden. In 1980 waren deze cijfers 14, 8 en 10.341, terwijl er dit jaar 15 gemeenten zijn met 11 predikanten en 17.069 zielen. Ten opzichte van het totaalaantal leden in de Gereformeerde Gemeenten steeg het aandeel van de Veluwe van 10,7 procent in 1960 tot 17,3 procent dit jaar.

Predikant trekt
Dat een predikant mensen trekt, blijkt vooral bij gemeenten die langere vacaturetijden kennen. Werkendam (1465 leden) bijvoorbeeld had sinds 1965 gedurende vier periodes 23 jaar een eigen predikant, terwijl de gemeente 12 jaar vacant was. De vacaturejaren laten een bescheiden groei zien met 80 leden en doopleden, dat is bijna 7 per jaar. In de jaren met een eigen predikant groeide de gemeente met bijna 700 leden, ofwel een groei van 30 per jaar.

Voorbeelden van een zeer sterke groei onder een eigen predikant zijn Veenendaal, met een groei van ruim 500 in vijf jaar tijd, Kootwijkerbroek met 728 leden in 1996 en 1718 in 2000 en Opheusden, sinds 1970 een groei van 453 tot 1872 leden. Laatstgenoemde plaatsen ontwikkelden zich tot streekgemeenten, waarbij de binding aan de predikant soms groter is dan de band aan de gemeente zelf.

Herindeling
In 1986 besloot de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten om de indeling van het kerkverband in vier particuliere synoden (PS), met elk drie classes, te herzien. Oorzaak waren de scheefgegroeide verhoudingen. Zowel het ledental als het aantal gemeenten en predikanten was in de PS oost veel groter dan in andere particuliere synoden.

In de dertien jaar die volgden, werden de verhoudingen van het aantal leden opnieuw scheefgetrokken door een trek naar het oosten van het land. De classis Rotterdam bijvoorbeeld zag haar ledental sinds 1987 met 1500 afnemen, terwijl de classis Barneveld met meer dan 4000 leden groeide.

De daling van het aantal leden in de stad Rotterdam is voor een deel opgevangen door groei van gemeenten in de omgeving van de havenstad. In 1950 telden de Rotterdamse gemeenten 7497 leden, terwijl de latere groeikernen Hendrik-Ido-Ambacht en Ridderkerk samen 1533 leden telden. Vijftig jaar later zijn er in Rotterdam 1587 leden over, terwijl 'Ambacht' en Ridderkerk, samen met de jongere gemeenten Capelle en Krimpen aan den IJssel, nu 7272 leden tellen. In Amsterdam en Den Haag groeiden de randgemeenten echter veel minder hard dan de stedelijke gemeenten terugliepen.

Opvallend is dat het totaalaantal gereformeerde gemeenten eerder af- dan toeneemt. Werden tot de jaren zestig nog tal van afdelingen opgericht en (ook kleine) nieuwe gemeente geïnstitueerd, de laatste twintig jaar is het stichten van een nieuwe gemeente een zeldzaamheid geworden. Voorbeelden van jonge gemeenten zijn De Valk-Wekerom (1983), Urk (1987), Houten (1989) en Rijssen-West, die dit jaar officieel als afdeling is gestart. Doorgaans zijn de gemeenten die de laatste twintig jaar zijn geïnstitueerd, direct al zo groot dat ze zelf een predikant kunnen beroepen.

Grensverkeer
Sinds 1966 vermelden de Gereformeerde Gemeenten het kerkelijk grensverkeer, hoewel na 1974 de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Rooms-Katholieke Kerk niet meer afzonderlijk worden vermeld, terwijl na 1980 geen onderscheid gemaakt wordt tussen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland binnen en buiten verband. Tot 1972 kwamen 33 rooms-katholieken over, tegenover 4 overgangen naar de RK-Kerk. Opmerkelijk is het aantal van 24 leden die in 1965 naar pinkstergroepen overgingen. Deze categorie heeft in het overzicht echter maar een jaar bestaan.

In totaal zijn sinds 1965 7709 personen uit de Nederlandse Hervormde Kerk overgekomen, tegenover 22.347 leden en doopleden die hervormd werden. Het aantal toetredingen schommelt over de hele periode rond het gemiddelde van 220 per jaar. Het aantal onttrekkingen vertoont een stijgende lijn, van 268 over 1965 tot 857 over 1999.

Tot 1980 kwamen er twee keer zoveel christelijke gereformeerden over dan er leden van de GG christelijk gereformeerd werden. Sinds 1980 is het aantal overgangen naar de christelijke gereformeerden juist hoger dan het aantal toetredingen. Het grensverkeer tussen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeeenten levert over de hele periode ledenwinst op voor de GG.

Over het geheel genomen is het kerkelijk grensverkeer van en naar de GG sinds 1965 sterk toegenomen: van ruim 1000 naar ruim 2300 dit jaar. De toename zit vooral in de onttrekkingen, welk aantal sinds 1965 bijna verdrievoudigd is. Blijkbaar kiezen leden van de GG steeds gemakkelijker voor een andere kerk of geen kerk, een tendens die ook in andere kerken waar te nemen is.

Dit is het vijfde deel in een serie van zeven over kerkelijke statistieken.
Morgen volgt deel 6.

Deel 1:
Strikte kerken vertonen groei

Deel 2:
Het groeiende aandeel van de Bond

Deel 3:
De gemeente volgt haar predikant

Deel 4:
Schroom om belijdenis af te leggen