Kerkelijk Leven | 5 juli 2000 |
Veluwse gemeenten als trekpleisterDoor J. M. D. de Heer Bekijken we de cijfers nauwkeuriger, dan blijkt dat de meerderheid van de vacante gemeenten haar ledental ziet afnemen, terwijl juist tweederde van de gemeenten met een eigen predikant groeit. Op de lange termijn leidt dit tot een tendens dat grote gemeenten, die vaker een predikant hebben, groeien, terwijl kleine gemeenten, die vaak vacant zijn, hun ledental verder zien dalen. Deze tendens wordt vaak nog versterkt door beperkte huizenbouw in de ene gemeente en een bloeiende huizenmarkt in de andere. Zuid-Beveland Aan de andere kant zijn er in de classis Goes gemeenten waarvan het ledental sterk toeneemt. Aanvankelijke groeiden Goes en Yerseke gestaag, later werden 's-Gravenpolder en Kapelle-Biezelinge de uitschieters. 's-Gravenpolder telde in 1950 439 leden, in 1975 703 en weer 25 jaar later 1654. Kapelle-Biezelinge groeide van 318 leden in 1950, via 413 in 1975 naar 1103 dit jaar. Het zijn ook deze twee gemeenten die veel jonge gezinnen tellen, terwijl de kleinere gemeenten wat aan het vergrijzen zijn. Veluwe De trek naar de Veluwe blijkt nog duidelijker bij tellingen van gemeenten in het gebied tussen Nunspeet, Apeldoorn, Wageningen en Scherpenzeel. In 1960 waren dat 13 gemeenten, met 1 predikant en 6639 leden en doopleden. In 1980 waren deze cijfers 14, 8 en 10.341, terwijl er dit jaar 15 gemeenten zijn met 11 predikanten en 17.069 zielen. Ten opzichte van het totaalaantal leden in de Gereformeerde Gemeenten steeg het aandeel van de Veluwe van 10,7 procent in 1960 tot 17,3 procent dit jaar. Predikant trekt Voorbeelden van een zeer sterke groei onder een eigen predikant zijn Veenendaal, met een groei van ruim 500 in vijf jaar tijd, Kootwijkerbroek met 728 leden in 1996 en 1718 in 2000 en Opheusden, sinds 1970 een groei van 453 tot 1872 leden. Laatstgenoemde plaatsen ontwikkelden zich tot streekgemeenten, waarbij de binding aan de predikant soms groter is dan de band aan de gemeente zelf. Herindeling In de dertien jaar die volgden, werden de verhoudingen van het aantal leden opnieuw scheefgetrokken door een trek naar het oosten van het land. De classis Rotterdam bijvoorbeeld zag haar ledental sinds 1987 met 1500 afnemen, terwijl de classis Barneveld met meer dan 4000 leden groeide. De daling van het aantal leden in de stad Rotterdam is voor een deel opgevangen door groei van gemeenten in de omgeving van de havenstad. In 1950 telden de Rotterdamse gemeenten 7497 leden, terwijl de latere groeikernen Hendrik-Ido-Ambacht en Ridderkerk samen 1533 leden telden. Vijftig jaar later zijn er in Rotterdam 1587 leden over, terwijl 'Ambacht' en Ridderkerk, samen met de jongere gemeenten Capelle en Krimpen aan den IJssel, nu 7272 leden tellen. In Amsterdam en Den Haag groeiden de randgemeenten echter veel minder hard dan de stedelijke gemeenten terugliepen. Opvallend is dat het totaalaantal gereformeerde gemeenten eerder af- dan toeneemt. Werden tot de jaren zestig nog tal van afdelingen opgericht en (ook kleine) nieuwe gemeente geïnstitueerd, de laatste twintig jaar is het stichten van een nieuwe gemeente een zeldzaamheid geworden. Voorbeelden van jonge gemeenten zijn De Valk-Wekerom (1983), Urk (1987), Houten (1989) en Rijssen-West, die dit jaar officieel als afdeling is gestart. Doorgaans zijn de gemeenten die de laatste twintig jaar zijn geïnstitueerd, direct al zo groot dat ze zelf een predikant kunnen beroepen. Grensverkeer In totaal zijn sinds 1965 7709 personen uit de Nederlandse Hervormde Kerk overgekomen, tegenover 22.347 leden en doopleden die hervormd werden. Het aantal toetredingen schommelt over de hele periode rond het gemiddelde van 220 per jaar. Het aantal onttrekkingen vertoont een stijgende lijn, van 268 over 1965 tot 857 over 1999. Tot 1980 kwamen er twee keer zoveel christelijke gereformeerden over dan er leden van de GG christelijk gereformeerd werden. Sinds 1980 is het aantal overgangen naar de christelijke gereformeerden juist hoger dan het aantal toetredingen. Het grensverkeer tussen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeeenten levert over de hele periode ledenwinst op voor de GG. Over het geheel genomen is het kerkelijk grensverkeer van en naar de GG sinds 1965 sterk toegenomen: van ruim 1000 naar ruim 2300 dit jaar. De toename zit vooral in de onttrekkingen, welk aantal sinds 1965 bijna verdrievoudigd is. Blijkbaar kiezen leden van de GG steeds gemakkelijker voor een andere kerk of geen kerk, een tendens die ook in andere kerken waar te nemen is. |
Dit is het vijfde deel in een serie van zeven over kerkelijke statistieken.
Morgen volgt deel 6. Deel 1: Deel 2: Deel 3:
Deel 4:
|
![]() |