Kerkelijk Leven 30 juni 2000

Ledental behoudende gemeenten daalt slechts licht

Het groeiende aandeel van de Bond

Door J. M. D. de Heer
UTRECHT – Strikte kerken groeien, was gisteren de teneur van het eerste artikel over kerkelijke statistieken. Geldt dit ook voor het behoudende deel van de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) en de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN)? Van tijd tot tijd klinkt wel het geluid dat het aandeel van de Gereformeerde Bond binnen de NHK toeneemt. In de GKN tekent zich een soortgelijke tendens af.

Over de laatste tien jaar verloor de NHK ongeveer een kwart van haar leden. Per provincie lopen deze cijfers nogal uiteen. Zo verloren de vanouds liberale provinciale kerkvergaderingen (PKV) Groningen/Drenthe en Noord-Holland sinds 1990 eenderde van hun leden, terwijl de daling in Gelderland (19,6 procent) en Overijssel/Flevoland (17,4 procent) juist onder het gemiddelde ligt. Hierbij moeten we wel rekening houden met het gegeven dat het inwonertal van de noordelijke provincies sowieso minder sterk groeit dan in andere delen van het land.

Classes
Ook bínnen de provincies zijn verschillen aan te wijzen. In Gelderland bijvoorbeeld daalde het aantal hervormden sinds 1995 met 10 procent. De classes Zutphen, Doetinchem en Winterswijk liggen hier met 13,8 procent achteruitgang boven. In deze regio's is de GB ook nauwelijks vertegenwoordigd. In de classes Ede, Harderwijk en Nijkerk, die overwegend hervormd-gereformeerd zijn, is de daling veel geringer: 5,3 procent. In Noord-Brabant zagen de gemeenten in de SoW-classis Breda in vijf jaar tijd hun ledental met 12,3 procent teruglopen, terwijl classis Heusden, met veel GB-gemeenten, een daling van 6,9 procent in de boeken schreef.

We kunnen ook kijken naar het aantal kerkgangers. In 1995 zijn hier weliswaar tellingen van uitgevoerd, maar deze cijfers zijn niet uitgesplitst in modaliteit. Wel bleek dat in Groningen/Drenthe en Noord-Holland het kerkbezoek gemiddeld laag was, terwijl vooral in Overijssel/Flevoland het kerkbezoek relatief goed te noemen was.

Geboorteleden
Het nieuwste jaarboek van de NHK biedt, voor het eerst, inzicht in het aantal geboorteleden per plaats en per provincie. Geboorteleden zijn zelf niet gedoopt, hun ouders wel. Vaak gaat het om mensen die nauwelijks weten dat ze hervormd zijn. Globaal genomen wijst een hoog aantal geboorteleden op een geringe kerkelijke betrokkenheid.

Uitschieter is PKV Groningen/Drenthe, waar vier op de tien hervormden nooit gedoopt zijn. In de classis Winschoten, het liberale Oost-Groningen, ligt het percentage geboorteleden zelfs op 52,8 procent, met als toppers het vanouds communistische Beerta (76 procent geboorteleden) en Bellingwolde (80 procent).

Ook nu zijn de verschillen binnen een provincie frappant. In de al genoemde classes Zutphen, Doetinchem en Winterswijk, met weinig GB-gemeenten, ligt het aantal geboorteleden verhoudingsgewijs de helft hoger dan in de 'GB-classes' Ede, Harderwijk en Nijkerk. Het is te verwachten dat het eerste drietal in de komende jaren zijn ledental sterker zal zien dalen dan de Veluwse trits Ede/Harderwijk/Nijkerk.

Prognose
J. Runherd, werkzaam bij het Landelijk Dienstencentrum van de Samen-op-Wegkerken in Utrecht, maakte in 1995 een prognose van het aantal hervormde leden en doopleden tot 2015. Zijn prognose voor 2000 blijkt nu slechts weinig af te wijken van de werkelijke ledentallen. Runherds berekening laat voor de komende jaren een onverminderde achteruitgang zien tot zo'n 477.000 leden en 743.000 doopleden in 2015, wat neerkomt op een achteruitgang van bijna een kwart. Het totaalaantal hervormden zal uitkomen op zo'n 1,42 miljoen in 2015, tegenover 2,02 miljoen dit jaar. Het percentage hervormde leden dat ouder is dan 65 jaar zal in diezelfde tijd toenemen van 40 naar 50 procent. Ter vergelijking: in 2015 zal naar verwachting eenzesde van de Nederlandse bevolking ouder zijn dan 65 jaar.

Geboorteoverschot
De Gereformeerde Kerken in Nederland telden in 1974 een maximumaantal leden van 879.838. Vanaf het eind van de jaren zestig vlakte de groei, die jarenlang zo'n 10.000 leden en doopleden had bedragen, echter al af. Dit blijkt uit diverse cijfers. Zo nam het geboorteoverschot (het aantal doopsbedieningen min het aantal mensen dat overlijdt) vanaf de jaren zeventig sterk af. Het aantal gereformeerden dat per jaar overlijdt, lag tussen 1970 en 1990 op ruim 6300 per jaar. Het aantal gedoopte kinderen daalde in deze periode echter van 16.624 tot 8030.

Ook de statistieken met grensverkeer van de Gereformeerde Kerken, sinds 1996 helaas niet meer beschikbaar, laten een breuk in de jaren zestig zien. Over 1950 boekten de gereformeerden op vrijwel alle fronten winst: zowel ten opzichte van de Hervormde Kerk als de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Maar ook het aantal toetredingen in de rubrieken ”geen kerk/onbekend” was beduidend hoger dan het aantal leden dat de kerk vaarwel zei.

Twintig jaar later is dit beeld veel minder gunstig. In totaal komen 3469 personen over, tegenover een verlies van 4150. Over 1990 is deze verhouding zelfs 2821 tegenover 8139. Het grootste verlies zit in 1990 in de rubriek ”geen kerk/onbekend”: 265 toetredingen tegenover 5157 onttrekkingen.

Schriftgezag
Wendden gereformeerden zich teleurgesteld van hun kerk af, toen de synode een meer liberale koers ging varen? Voorzichtigheid is geboden, omdat statistieken geen motieven voor overgangen vermelden. Een testcase zou de aanvaarding van het rapport over het schriftgezag ”God met ons” in november 1980 kunnen zijn. Velen binnen en buiten de GKN zagen dit als een aantasting van de autoriteit van Gods Woord.

De onrust lijkt zich inderdaad te vertalen in het grensverkeer ten opzichte van vooral de gereformeerd vrijgemaakten en de christelijke gereformeerden, kerken met een striktere schriftopvatting, die vaak het eerst in beeld komen bij een verontruste gereformeerde. Kwamen in 1980 nog 618 personen uit deze kerken over, tegenover een verlies van 623, een jaar later was de winst gezakt tot 525, terwijl het verlies steeg naar 773. Vooral de Christelijke Gereformeerde Kerken profiteerden van de onrust onder de gereformeerden.

Groeien behoudende gereformeerde kerken? Het lijkt erop. Tussen 1990 en 2000 daalde het aantal gereformeerden met 15,5 procent. Uitschieters naar de negatieve kant zijn de overwegend liberale provincies Groningen en Noord-Holland met verliezen van 23 en 24 procent. Daartegenover staat Overijssel/Flevoland, met veel behoudende kerken, met een verlies van slechts 4,5 procent.

Den Heyer
Een tweede insteek is een willekeurige steekproef onder gemeenten die bezwaar maakten tegen de synodebesluiten van november 1997 omtrent prof. dr. C. J. den Heyer. Een optelsom van de ledentallen van 25 van deze behoudende gemeenten laat over de laatste tien jaar een verliespercentage van 6 procent zien. Opnieuw dus ruimschoots onder de 15,5 procent van het totale kerkverband. De conclusie lijkt gewettigd dat het ledenverloop van behoudende gemeenten in de NHK en de GKN gunstig afsteekt tegen dat van andere delen in de kerk.

Dit is het tweede deel in een serie van zeven over kerkelijke statistieken. Maandag volgt deel 3. Met dank aan J. Runherd en A. J. J. van 't Riet.