Noordoost-Nederland zwaartepunt christelijke gereformeerden
Schroom om belijdenis af te leggenDoor J. M. D. de Heer VEENENDAAL Een lijst met plaatsen waar de meeste christelijke gereformeerden wonen, laat opvallende verschuivingen zien. Stonden in het begin van de jaren '50 Rotterdam, Den Haag en Amsterdam fier aan de top; in 2000 horen de zes Rotterdamse kerken, met in totaal 1587 leden en doopleden, zelfs niet meer tot de vijf grootste concentraties christelijke gereformeerden.
|
Urk, met 4439 leden, en Veenendaal, met 3562 leden, zijn in 2000 verreweg de grootste kerken. Beide hebben overigens een heel eigen geschiedenis. De Eben-Haëzerkerk op Urk groeide van 1950 tot 1960 met bijna 300 leden tot 803. In dat jaar maakte het grootste deel van de gemeente zich met de beroepen predikant ds. H. Visser Mzn. echter los van het kerkverband; 260 leden bleven christelijk gereformeerd. Dat aantal is weer sterk gegroeid tot 1408 dit jaar. In september krijgt de gemeente in de persoon van ds. A. van Heteren een tweede predikant.Kuitert en Wiersinga In 1976 nam het aantal christelijke gereformeerden op Urk sterk toe door de overkomst van twee groepen die zich onttrokken hadden aan de Gereformeerde Kerken. Ontevredenheid over de standpunten van Kuitert en Wiersinga was de aanleiding voor de breuk. De nieuwe Maranathakerk telde in 1977 direct al 1349 leden en doopleden, welk aantal zou toenemen tot 3031 in 2000. Overigens is de gereformeerde kerk dit ledenverlies volledig te boven gekomen. Tussen 1975 en 1978 zakte het aantal gereformeerden op Urk van 5137 naar 3566. Sinds die tijd stijgt het ledental en dat is voor gereformeerde begrippen vrij uniek nog steeds, tot 5410 dit jaar. De groei van de hele gereformeerde classis Flevoland komt voor 90 procent voor rekening van Urk. Christelijk gereformeerd Veenendaal kreeg in 1956 eveneens een complete kerk erbij, toen ds. R. Kok met zijn vroegere gereformeerde gemeente overkwam. Naast de bestaande Bethelkerk, met in 1957 1110 leden, kwam de nieuwe Pniëlkerk, met 1179 leden in datzelfde jaar. Opvallend is het ledenverloop van beide kerken in de jaren negentig. Het ledental van de meer behoudende Pniëlgemeente stabiliseerde en loopt de laatste jaren zelfs terug tot 1646 in 2000, terwijl de Bethelgemeente juist sterk ging groeien tot 1916 leden dit jaar. Avondmaal Vanouds wordt er in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) nadruk op gelegd dat het in de openbare belijdenis van het geloof hoort te gaan om het ware geloof. Dit leidt tot een nauwere band tussen belijdenis en avondmaal. Vooral in de behoudende gemeenten in de Friese Wouden was een gevolg hiervan dat veel volwassenen nooit tot openbare geloofsbelijdenis kwamen. In oudere jaarboeken is dit te zien. In 1950 telden Broeksterwoude, Drogeham, Murmerwoude, Veenwouden en Zwaagwesteinde in totaal 447 belijdende leden en 1377 doopleden. De wat 'lichtere' gemeenten in de Friese steden laten heel andere verhoudingen zien. In 1950 telden Dokkum, Franeker en Leeuwarden in totaal 762 leden en 827 doopleden. Na verloop van tijd lijkt in de Friese Wouden de schroom om belijdenis te doen af te nemen: het aantal belijdende leden neemt in genoemde gemeenten sterk toe tot 774 in 1970 en 1096 in 2000. Het aantal doopleden blijft juist constant, waarbij wel aangetekend moet worden dat dit mede komt door een dalend kindertal. Zwaartepunt Het zwaartepunt van de Christelijke Gereformeerde Kerken is sinds 1950 naar het noorden en het oosten van Nederland verschoven. Dat blijkt uit de ledentallen van de vier particuliere synoden. Deze ontstonden in 1944 en hadden toen bijna precies evenveel leden, terwijl de verschillen tussen de twaalf classes binnen de vier regio's klein waren. Ruim vijftig jaar later is dit beeld totaal veranderd. De PS van het noorden en het oosten tellen samen bijna tweederde van het totaalaantal leden. Classis Zwolle alleen al is groter dan de hele PS van het westen. Daarbij komt nog dat een deel van classis Zwolle vanaf 1958 verderging als classis Hoogeveen. Tellen we deze classes bij elkaar op, dan komen we op eenvijfde van de gehele CGK. Dat aandeel is sinds de indeling van 1944 bijna verdrievoudigd. Over het jaar 1999 blijken de classes van Zwolle en Amersfoort ook bijna als enige te groeien. Nam het totaalaantal christelijke gereformeerden vorig jaar af met 197, Zwolle en Amersfoort groeiden met 318 leden en doopleden. Overigens kwam de groei van de classis Zwolle bijna geheel voor rekening van de kerken op Urk en die van de stad Zwolle. Tegenover deze groei in het oosten staat een achteruitgang van de PS van het westen met 237 zielen over 1999. Deze PS groeide na de indeling van 1944 gestaag. In de jaren zestig kwam het breekpunt. De achteruitgang heeft inmiddels zo toegeslagen dat het totaalaantal leden in het westen lager is dan in 1944, terwijl het landelijke kerkverband in die tijd met zo'n 30.000 is gegroeid tot bijna 75.000 in 2000. Grensverkeer Sinds 1966 melden de CGK hun grensverkeer met andere kerkverbanden. Grote veranderingen zijn daarin niet te zien. De CGK verliezen nog steeds aan de Hervormde Kerk, Samen-op-Weggemeenten, Nederlands Gereformeerde Kerken en Gereformeerde Gemeenten, waarbij het verlies in doopleden aanmerkelijk groter is dan de overgang van belijdende leden. Onrust in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) betekende een verlies van leden aan de Christelijke Gereformeerde Kerken. Zo kwamen in de jaren rond de vrijraking (van 1966 tot 1972) 457 vrijgemaakte leden en 451 doopleden over, tegenover een verlies van 89 leden en 114 doopleden in dezelfde periode. Ook het grensverkeer met de 'buitenverbanders', de latere Nederlands Gereformeerde Kerken, viel aanvankelijk gunstig uit voor de christelijke gereformeerden: tussen 1973 en 1975 kwamen 195 buitenverbanders over, terwijl 46 christelijke gereformeerden naar dit kerkverband overgingen. Tegen het einde van de jaren zeventig kwam er weer evenwicht in het grensverkeer met de gereformeerd vrijgemaakten. De 'winst' vanuit de Nederlands gereformeerden hield aan tot in de jaren tachtig. In 1990 was er een licht verlies van 61 personen die overkwamen en 69 christelijke gereformeerden die Nederlands gereformeerd werden. In 2000 was het verlies groter: 70 ten opzichte van 100. Verontrusten In den lande wordt regelmatig gehoord dat verontruste gereformeerden nogal eens overgaan naar de CGK. Uit de Gereformeerde Kerken komen jaarlijks inderdaad zo'n 300 personen over, waarvan de beweegredenen uiteraard niet uit de statistieken af te lezen zijn. Daartegenover staat echter wel een ongeveer net zo groot verlies van christelijke gereformeerden aan de Gereformeerde Kerken. De opvallendste verschillen zijn die van de overgangen naar evangelische gemeenten: een toename van 84 over 1965 naar 260 over 1999. Ook nu is het aantal doopleden veruit in de meerderheid. Uit evangelische kerken kwam in 1954 één persoon over, in 1999 14. Aan pinksterkerken verliezen de CGK een vrij constant aantal leden van ruim twintig. Daartegenover staat een sporadische overgang vanuit een pinkstergemeente. De overkomst van leden uit geen andere kerk wordt ver overstegen door het aantal leden dat buitenkerkelijk wordt. Tegenover 76 leden en 156 doopleden over 1965 staat een aantal van 156 leden en 364 doopleden vorig jaar. Deze verliescijfers betekenen een voortdurende zorg voor de CGK, zo blijkt uit diverse jaaroverzichten van de redacteuren van het jaarboek. Met dank aan J. N. Noorlandt |