Column Mariska: Topotoets
Het is een terloopse opmerking bij het avondeten: „Mam, morgen heb ik een topotoets. Zullen we zo samen leren?” Ik knik. Ik heb inmiddels geleerd om me op dit soort momenten stil te houden om een ontploffing te voorkomen. Vooral bij mezelf.
In mijn hoofd komen namelijk direct vijftig vragen op. Wanneer is de toets opgegeven? Waarom komt hij er niet eerder mee? Wat zou hij doen als ik vanavond iets anders had gepland? En daarbij zou ik graag de les herhalen die ik al honderd keer heb gegeven: begin eerder en herhaal. Dan blijft alles veel beter hangen.
De boodschap lijkt aan dovemans- oren gericht. Want elke keer is daar opeens weer die lastminuteopdracht of -toets, die uit het niets lijkt te komen. Laatst hebben we zelfs in één avondje een spreekbeurt in elkaar getimmerd. Waarna de volgende dag met enige verbazing geconstateerd werd dat het cijfer niet al te hoog was. Vreemd…
Nu die topografietoets maar even doen dan. We hebben tenslotte nog enkele uren. Ik schrik als ik de hoeveelheid zie: het zijn vijftig namen van provincies, rivieren en gebieden in Nederland. Als ik het zo inschat, heeft hij ze ooit eerder gehad, twee klassen hiervoor of zo. Maar de namen zeggen hem „helemaal niks” en dat snap ik ook wel weer. Wat zegt de Biesbosch een kind dat op de Veluwe woont? En Bergen op Zoom en Delfzijl? Die woorden hebben voor hem totaal geen betekenis. En heb je eindelijk een ezelsbruggetje bedacht –Delfzijl ligt aan het water, daar kun je zeilen–, schrijf je dat laatste deel ook nog eens met een lange ij in plaats van met een korte.
Bij mij gaat het beter. Als je iemand kent die in een bepaalde plaats woont of je bent ooit ergens geweest, dan onthoud je die naam gewoon makkelijker. Ook woorden die je regelmatig op een bord langs de snelweg of spoorlijn ziet staan, blijven beter hangen. Misschien komende vakantie maar eens niet naar het buitenland, maar met mijn zoon Nederland doorkruisen, besluit ik acuut.
Na drie uur blokken (en dan is het echt bedtijd), zou mijn zoon een voldoende moeten kunnen halen. En ik? Ik snapte opeens waarom mijn man laatst een challenge met mijn andere zoon aanging. Volgens mijn man kon hij „makkelijk” een tien voor een toets Engels halen als hij maar goed leerde. Volgens mijn zoon was dat „onmogelijk.” De afloop? Mijn man geniet nu van een zak drop…