De adem van het Watersnoodmuseum
Volgend jaar is het zeventig jaar geleden dat Zuidwest- Nederland werd getroffen door de watersnoodramp. Sinds de opening in 2001 houdt het Watersnoodmuseum de herinnering aan deze tragedie levend.
Collectiebeheerder Marc van Velzen van het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk op Schouwen-Duiveland legt de indrukwekkende verhalen achter de vele, vaak doodgewone voorwerpen in het museum vast „Eigenlijk leven wij van herinneringen en verhalen”, vertelt hij. „Die vormen onze adem.”
De jonge cultuurhistoricus uit Gouda is sinds vorig jaar oktober collectiebeheerder. „Veel voorwerpen die wij bezitten, hebben financieel weinig waarde, maar de verhalen die ermee verbonden zijn, maken ze uniek”, zegt hij.
Van Velzen staat ons te woord in caisson 1 van het museum. Het is een van de vier betonnen caissons waarmee op 6 november 1953, in de nasleep van de verwoestende februariramp, bij Ouwerkerk het laatste sluitgat werd gedicht. Dit gebeurde door de enorme caissons in het dijkgat te varen. „Ons museum bezit zo’n 48.000 voorwerpen, inclusief foto’s, maar lang niet alle verhalen achter deze voorwerpen zijn bekend”, vertelt Van Velzen. „Elke week krijgen we er nog spullen bij. Mijn taak is om de vaak heel persoonlijke verhalen en herinneringen die met deze voorwerpen verbonden zijn, te documenteren en zo vast te leggen voor volgende generaties.”
Op 5 maart is in het museum de nieuwste wisseltentoonstelling van start gegaan, getiteld ”Oude herinneringen, nieuwe verhalen” . „We tonen nieuwe aanwinsten die elk hun eigen, unieke verhaal hebben. Zo is een gedenkpenning te zien die destijds is toegekend aan KLM-piloot Piet Hoorweg. Hoorweg was daags na de rampnacht de eerste piloot die met een vliegtuig over het rampgebied vloog. Hij deed dat op verzoek van de redactie van De Volkskrant. De foto’s die vanuit dat vliegtuig zijn gemaakt, gingen de wereld over. Dankzij die foto’s, die overal in kranten verschenen, zijn toen de internationale hulpacties op gang gekomen. Op de expositie is ook het logboek te zien met foto’s van zijn vlucht over het getroffen gebied. Dat logboek is het bewijs dat Hoorweg zelf en niet de man naast hem destijds het vliegtuig bestuurde. Lange tijd is namelijk gedacht dat die metgezel, Willem van Veenendaal, aan de stuurknuppel zat.”
Erepenning voor brandweerman
Indrukwekkend vanwege het verhaal erachter is ook de gietijzeren erepenning die na de ramp werd toegekend aan brandweerman Johannes Videler uit Bergen op Zoom. „Johannes kwam het personeel en de directeur van ijzerfabriek De Holland in Bergen op Zoom te hulp. Ze konden geen kant op vanwege het water dat drie meter hoog stond in het gebouw. Een traumatische ervaring, ook voor Johannes zelf. Hij kon er nadien moeilijk over praten. Zijn achterkleindochter heeft een gedicht over hem geschreven en dat hier in het museum voorgelezen in aanwezigheid van haar oma. Bij die gelegenheid is ons die erepenning geschonken.”
Van Velzen vertelt dat mensen het moeilijk vinden om afstand te doen van voorwerpen die aan de ramp herinneren, omdat die voor hen persoonlijk heel veel betekenen. „Maar aan de andere kant vinden ze het fijn dat het museum met die voorwerpen hun persoonlijke verhaal doorvertelt, waardoor het aan de vergetelheid zal worden ontrukt als zij er niet meer zijn.”
Selectief
De museummedewerkers moeten soms wel selectief zijn. „Niet alles dat wordt aangeboden, kunnen we aannemen. Als iemand met een wieg uit 1953 aankomt, die verder geen enkele relatie met de ramp heeft, dan hebben we daar niet zo veel aan. Maar als iemand een herinneringstegel brengt waarvan we al een identiek exemplaar bezitten, kan het zijn dat we die toch aannemen.”
Mensen die hulp aanboden in de nasleep van de ramp kregen zo’n tegel of een certificaat van dank, terwijl ze niet allemaal hetzelfde deden. Van Velzen: „We bezitten een herinneringstegel die is toegekend aan een man die een deel van zijn vee afstond. Dat was in die tijd een heel groot gebaar, want vee was een kostbaar bezit. Maar als we morgen opnieuw zo’n zelfde tegel krijgen aangeboden, hoort daar weer een heel ander verhaal bij. De verhalen zijn voor ons leidend, ook al zijn de objecten identiek.”
Van Velzen brengt orde en structuur aan in de collectie van het Watersnoodmuseum en verbindt deze met de vaak indringende en emotionele menselijke verhalen. „De laatste jaren hebben we zo ontzettend veel voorwerpen ontvangen dat het niet altijd lukte om die echt gedetailleerd te beheren en achter de bijbehorende verhalen te komen. En de verhalen die wel bekend waren, werden aan de museumbezoekers verteld door onze vrijwilligers. Maar die worden ook een dagje ouder en hun opvolgers moeten straks hetzelfde verhaal kunnen vertellen. Om al die redenen is het museumbestuur op zoek gegaan naar een medewerker om de collectie te beheren.”
Kinderjasje
Wie in het Watersnoodmuseum rondloopt stuit vaak op doodgewone spullen, terwijl er wel een wereld aan tragiek achter schuilgaat. Neem het kinderjasje van de familie Maliepaard uit Oude- Tonge op Goeree-Overflakkee. Van Velzen: „Dat jasje hebben ze na de ramp decennialang bewaard; het was van een van hun verdronken kinderen. Heel lang werd er in de familie niet over gesproken, het verdriet was te groot. Toch heeft de familie het jasje aan ons geschonken.”
Ook het ”koffertje van Teun” is veel meer dan alleen een koffertje. „Teun Biemond uit Oosterland is als baby in dit koffertje naar veiliger gebied vervoerd. Teun leeft nog. Hij is kaasboer geworden. Hij heeft in ons museum wel eens zijn kaas aan de man gebracht en dat deed hij dan bij dit rieten koffertje.”
Van Velzen is zelf erg onder de indruk van het roestige polshorloge van René de Smit uit het gehucht Duivenhoek in Zeeuws-Vlaanderen. „René hielp in de rampnacht met het zetten van vloedplanken in de coupure. Met het stijgen van het water vluchtte hij naar de dijk. Uiteindelijk brak de dijk door en is René meegesleurd door het water. Later is hij meters verderop teruggevonden. Zijn horloge is om 4.57 uur gestopt met tikken. Als ik dat horloge nu vasthoud, dat nog altijd diezelfde tijd aangeeft, ben ik altijd weer onder de indruk. Het is tegelijk beladen, verdrietig én mooi om het te bekijken.”
Glas-in-loodraam
De collectiebeheerder is erg blij met het glas-in-loodraam dat het museum van een familie uit Dinteloord kreeg. De familieboerderij stond in die rampzalige februarinacht al heel snel in het water en was onbewoonbaar geworden. „Al het vee verdronk. Nadat de getroffen familie de hoeve had herbouwd, hebben ze twee glas-in-loodramen laten maken die in een deur zijn bevestigd. Het ene herinnerde aan het oorlogsjaar 1944, het andere aan de watersnoodramp van 1953. Die laatste bevat een afbeelding van de boerderij die half onder water staat. Een mooi aandenken, een tastbare herinnering die ook het gevoel tot uitdrukking brengt dat mensen blij zijn dat ze het hebben overleefd.”
Ondertussen kan een watersnood als die van 1953 nog altijd gebeuren, zegt Van Velzen. „Onze kust is voldoende beschermd. Maar als de verwachting van deskundigen uitkomt dat in 2100 de zeespiegel tussen de 1 en 2 meter is gestegen, is het de vraag of de Deltawerken dan nóg toereikend zijn om ons tegen het water te beschermen. Op een scherm in het vierde caisson van ons museum zijn livetweets over overstromingen overal ter wereld te volgen. Dan zie je dat er elke dag wel ergens op aarde een overstroming is.”