Rutte IV moet beslist doorgaan met investeren in kwetsbaar kind
Eén tegen eenzaamheid. Zorg voor de Jeugd. Geweld hoort nergens thuis. Om zijn beleidsdoelstellingen te halen, lanceerde oud-zorgminister De Jonge het ene na het andere actieplan. De Tweede Kamer zag het soms wat sceptisch aan. Wat als al die actieprogramma’s hoogstens maar wat tijdelijke effecten zouden opleveren?
Inderdaad, uit een recente RIVM-evalutie blijkt een van De Jonges achttien programma’s, Kansrijke Start, nog niet overal aangeslagen te zijn. Het biedt gemeenten en zorgverleners subsidie om activiteiten op te zetten voor het begeleiden van kwetsbare ouders, vóór, tijdens en tot twee jaar na de zwangerschap. Achterliggende gedachte is dat vroege interventies door bijvoorbeeld de kraamzorg of de jeugdgezondheidszorg zwangerschapscomplicaties en medische aandoeningen (groeistoornissen, suikerziekte, hart- en vaatziekten en overgewicht) bij het kind kunnen voorkomen. Gelukkig pakt dat in de praktijk ook geregeld zo uit.
Tegelijkertijd signaleert de RIVM-monitor serieuze verbeterpunten. Ruim een vijfde van de gemeenten doet nog niet mee en van de gemeenten die al zijn aangehaakt stelde tot dusver nog maar 56 procent een sluitend plan van aanpak met de betrokken hulpverleners op. Het aantal gezinnen waar na de geboorte geen kraamzorg over de vloer kwam, is groeiende. Evenals het aantal kinderen dat op tweejarige leeftijd al overgewicht heeft.
De partijen waar het kabinet-Rutte IV uit is samengesteld hebben tijdens de formatie hun keus desondanks al bepaald: het programma gaat door. Het coalitieakkoord stelt daarvoor een uitgavengroei in het vooruitzicht naar 23 miljoen euro per jaar; meer dan een verdubbeling. Dat is zonder meer een verstandige, te rechtvaardigen keus. Zo’n investering is immers maar een schijntje, afgezet tegen de kosten voor iemand die als gevolg van een kansarme start levenslange zorg nodig heeft. Dat alleen al biedt voldoende reden met dit programma door te gaan.
Het valt zeker niet uit te sluiten dat ook de monitor die aan het eind van Rutte-IV verschijnt sombertjes moet afsluiten met: „Het kost tijd voordat eventuele effecten van het actieprogramma zichtbaar zijn in veranderingen in gezondheidsuitkomsten.” De hamvraag is echter: is er een alternatief? Wat bij de beantwoording daarvan in elk geval onder ogen moet worden gezien is dat er het afgelopen decennium in de jeugdgezondheidszorg een behoorlijke kaalslag heeft gewoed. Met name de sociaal geneeskundigen en de artsen Maatschappij en Gezondheid zijn daarvan de grote verliezers. Buiten het ziekenhuis of de huisartsenpraktijk is amper nog sprake van een florerende preventieve geneeskunde. Doorgaan met Kansrijke Start is daarmee in zekere zin dus doorgaan met pionierswerk tegen de klippen op.
Alle reden dus om Rutte-IV en de zorgwerkers in de achterstandswijken te attenderen op het gezegde dat de mens in zulke omstandigheden hoop biedt: de aanhouder wint. Sterker, er mag gerust nog een tandje bij.