Soms gaat het niet over
Viel dat even tegen: toch een vierde golf, weer een lockdown, een zorgstelsel dat op inklappen staat. Dacht je dat het einde van de marathon in zicht was, moet er nog 10 kilometer bij. Veel mensen hadden het gevoel: het heeft lang genoeg geduurd, het mag nu weleens over zijn. Maar het is niet over, helemaal niet zelfs. Het virus zit overal.
„Het moet nu maar eens over zijn, het heeft lang genoeg geduurd”: die houding is er soms ook bij psychische ziekte. Of bij rouw. „Ben je nu nog steeds zo verdrietig? Hij is al zo lang geleden overleden!” „Is die depressie nu nog niet over? Wordt het niet eens tijd dat je jezelf bij elkaar raapt en gewoon aan het werk gaat?” Het is moeilijk voor ons om lijden, uitzichtloosheid en machteloosheid te verdragen, om tegenvallers steeds opnieuw te incasseren. We zijn meer van de stijgende lijn, dat het steeds iets beter gaat. Of van de goede afloop: het was een heel nare periode, maar uiteindelijk…
Dat laatste wordt wel ”redemptive reframing” genoemd: je duidt een gebeurtenis of iets wat je meemaakt op een verzoenende manier, waarbij het kwade als het ware oplost in het goede. Je hebt er bijvoorbeeld iets van geleerd, of je hebt ontdekt wat nu echt van waarde is, en dat maakt alles goed. De Amerikaanse psycholoog Dan P. McAdams spreekt zelfs over ”redemptive selves”: wij vertellen ons levensverhaal graag in termen van vooruitgang, van het overwinnen van de moeilijkheden, op een manier van ”eerst was het beroerd, maar nu…” Dat krijgt dan ook een verplichtend karakter, het wordt een voorschrift: als je maar goed genoeg je best doet, kom je wel vooruit. Dan kun je moeite wel overwinnen, dan loopt het allemaal goed af. Deze toon stempelt de ”American dream” en is ook te herkennen in het neoliberale denken dat in onze maatschappij overheerst.
Zinloos
”Redemptive reframing” is niet per se on-Bijbels. Het is er op een bepaalde manier wel in terug te vinden. „Jullie hebben kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gekeerd”, zegt Jozef tegen zijn broers (Gen. 50:20). „Wij weten dat alle dingen meewerken ten goede voor hen die God liefhebben”, schrijft Paulus (Rom. 8:28). Maar dat is niet het enige. Soms is lijden zinloos en ondraaglijk, iets wat je eigenlijk niet kunt volhouden. Dat is ook Paulus: de schepping –waar wij als kwetsbare schepselen deel van uitmaken– is aan de zinloosheid onderworpen en zucht als in barensnood. Dat laatste is nogal heftig: barensnood is niet iets wat je dagen volhoudt. Toch is de pijn die mensen dag in, dag uit doorstaan soms even heftig en ondraaglijk zwaar – en niet na een etmaal voorbij. Het is goed om daar oog voor te hebben, om de heftigheid en de zwaarte te erkennen bij de ander of bij jezelf. En om samen de moeite en het verdriet uit te houden, in plaats van die weg te vegen met een snelle oplossing of simpele duiding. Soms gaat iets niet over, soms moet je eindeloos rondsjouwen met die ondraaglijke last, en voelt het alsof je het niet overleeft. En soms loopt het niet goed af, maar blijven kwaad en lijden, pijnlijke herinneringen of verlies, en stoot je je daar steeds op een gemene manier aan.
En toch. Paulus spreekt over barensnood, niet over doodsnood. De dood is niet het einde, maar er wordt iets nieuws geboren. Nee, dat is geen goedkope ”redemptive reframing”. Want pijn en lijden blijven realiteit, en niemand ontkomt aan sterven. Je ziet dat bij het kruis van Christus: zonder sterven geen opstanding. Wat een genade dat dat kruis er is, dat we alles wat ons belast en bezwaart, alle schuld en gebrokenheid, verdriet en pijn niet zelf hoeven op te lossen, maar het daar mogen neerleggen. En samen kunnen uitzien naar een nieuwe morgen.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.