Oranjehotel toont nazirepressies
„De Heere vergeet Zijn gevangen niet”, staat er op de muur van Cel 601, een van de dodencellen in het Scheveningse Oranjehotel. Sinds september is het museum Rijksmonument.
Het Oranjehotel, dat was tijdens de Tweede Wereldoorlog de bijnaam van de beruchte Scheveningse gevangenis. Ruim 25.000 mannen, vrouwen en kinderen zaten er tussen 1940 en 1945 gevangen. Onder hen een groot aantal verzetsmensen. Vandaar de bijnaam. Veel landgenoten werden er gemarteld door de Sicherheits Dienst (SD). Soms tot de dood erop volgde. Zo’n 250 anderen werd na een kort proces de doodstraf opgelegd. Hun laatste dagen moesten ze doorbrengen in een kleine, eenvoudige cel van hooguit 6 vierkante meter, voordat ze in de duinen, 2,5 kilometer verderop, om het leven werden gebracht.
Nationaal Monument Oranjehotel in Scheveningen toont in woord, beeld en geschrift de ontberingen die de gevangenen van de nazi’s moesten ondergaan. Begin september kreeg het museum de status van Rijksmonument, nadat het twee jaar eerder officieel werd geopend door koning Willem-Alexander. Ondanks de beperkingen en de gedwongen sluiting in coronatijd, heeft het herinneringscentrum inmiddels al ruim 30.000 bezoekers kunnen verwelkomen, vertelt directeur Anke van der Laan.
Met een klein team van vier vaste medewerkers en met hulp van zeventig vrijwilligers wordt het museum, dat van dinsdag tot en met vrijdag is geopend, gerund. Tot 2009 maakte de cellenbarak deel uit van de Scheveningse gevangenis. Op tijd werd door de Stichting Oranjehotel voorkomen dat het verouderde deel, met daarin de beruchte dodencel 601, door Justitie met de grond gelijk werd gemaakt. Van de in totaal 500 cellen konden er 120 behouden worden. Een deel daarvan staat leeg en wacht op functioneel gebruik als toekomstplannen meer vorm krijgen. Maar prioriteit hebben de laatste werkzaamheden van de grondige renovatie. „Het gebouw is oud. De vele karakteristieke oude dakramen lekken als het regent en het is allemaal enkel glas. Grondig herstel kost meer dan een miljoen euro”, becijfert Van der Laan.
De gloednieuwe status van Rijksmonument en de registratie als officieel museum helpen om benodigde fondsen en subsidies los te krijgen. „Wij staan nu op de kaart en ook het voortbestaan van het Oranjehotel is daarmee verzekerd. We hebben veel publiciteit gehad. Zo ontdekten studenten vorig jaar in Cel 601 onder het stucwerk nog een inscriptie van NSB’er Daniël de Blocq van Scheltinga, die hij na zijn arrestatie in de muur kerfde.” De tekst werd met infraroodapparatuur zichtbaar gemaakt en betreft de rechterlijke uitspraak wegens zijn samenwerking als burgemeester met de Duitse bezetter: de doodstraf. In hoger beroep werd dat later veranderd in twintig jaar cel, maar na acht jaar kreeg hij al gratie.
Divers publiek
Waren het kort na de opening van het herdenkingscentrum in 2019 vooral familieleden van ex-gevangenen die het cellencomplex kwamen bekijken, inmiddels is het publiek een stuk diverser. „Vorig jaar zagen we dat er meer jonge bezoekers kwamen: gezinnen met kinderen. Een van de oorzaken van deze belangstelling is dat we de mensen hier het verhaal laten beleven. Het is een authentieke plek. Alles heeft zich hier echt afgespeeld. Het is een gevangenis met echte cellen. Bezoekers zijn geraakt als ze de verhalen horen van degenen die hier gevangen hebben gezeten en de afscheidsbrieven lezen van verzetsmensen die geëxecuteerd zijn. Daarnaast merk je ook een hernieuwde belangstelling voor de oorlog in het algemeen.”
Dat er ook kinderen mét een volwassene werden opgesloten in een piepkleine cel spreekt ook jeugdige bezoekers aan. Een van die kind-gevangenen was het achtjarige joodse meisje Helen Cohen. In de introductiefilm vertelt ze op indrukwekkende wijze over het leven in het Oranjehotel, hoe haar moeder werd verhoord en op welke wijze er met de andere gevangen werd gecommuniceerd. Over de meeste kinderen die werden opgesloten is volgens de museumdirecteur echter weinig bekend.
Koolsoep
Anderen vertellen in de film over het strenge regime. Zo was het voor gevangenen verboden om overdag op bed te gaan zitten. Wie werd betrapt, kreeg een rantsoen van water en brood, hoewel de voedselvoorziening al uitermate karig was: ’s middags koolsoep en ’s avonds vier sneetjes surrogaatbrood. In de deur zat een klein luikje, waardoor het voedsel werd gegeven. Wie dat niet snel genoeg aanpakte, moest van de vloer eten.
De cellen moesten vaak gedeeld worden met anderen. Soms sliepen er zelfs vier of vijf gevangenen in één ruimte. Om informatie van verzetsstrijders los te krijgen, plaatsten de Duitsers soms een Nederlandse spion in de cel. Meestal zonder al te veel resultaat.
„Onder de 25.000 gevangenen zaten niet alleen ‘goede’ Nederlanders, maar ook zwarthandelaren en gewone criminelen. Aan het eind van de oorlog hebben de nazi’s hun archieven vernietigd, zodat we van slechts 4000 gedetineerden zeker weten dat ze hier gevangen waren. Als we onze gegevens samenvoegen met die van het NIOD, komen we vermoedelijk uit op zo’n 10.000 namen. Mensen kunnen op onze website melding maken van relaties die hier hebben vastgezeten. Maar van de meesten zullen we de namen niet kunnen achterhalen. Je bent er natuurlijk niet trots op als familieleden hier zaten voor een delict.”
Soldaat van Oranje
Diverse bekende verzetsmensen hebben een tijdelijk verblijf in de Scheveningse cellenbarak gehad. Beroemde namen zijn: soldaat van Oranje Erik Hazelhoff Roelfzema, de roomse hoogleraar Titus Brandsma, George Maduro (Madurodam is naar hem genoemd), de schrijver Simon Vestdijk en natuurlijk Corrie ten Boom.
De familie Ten Boom stelde haar woning beschikbaar voor honderden onderduikers tot ze begin 1944 werd verraden. Corrie en haar vader Casper, zus Nollie, zus Betsie, broer Willem en neef Peter werden opgepakt. Ze kwamen in het Oranjehotel terecht. Haar vader overleed daar na tien dagen. Corrie zat maandenlang alleen in een cel. Ze schrijft: „Bij de deur van mijn cel lopen kleine miertjes. Ze hebben hun eigen terrein bepaald en daarin een vast weggetje uitgekozen. Ik geef ze elke dag wat broodkruimels. Ik kijk er uren lang naar en veeg heel voorzichtig om hun terreintje heen. Ik houd van mijn celgenootjes.”
Corrie en haar zus horen bij de 1300 gevangenen die naar Vught worden overgeplaatst. Na enkele weken gaan ze op transport naar het Duitse concentratiekamp Ravensbrück. Betsie overlijdt daar op 59-jarige leeftijd. Corrie overleeft de verschrikkingen van het kamp. Na de oorlog zet Corrie zich in om het woord van God te verspreiden in meer dan zestig landen. Op haar 91e verjaardag (15 april 1983) overlijdt ze. Haar celnummers 397 en 384 bestaan niet meer. Dat deel van de cellenbarak is gesloopt. Op een glazen wand die uitziet op de lege ruimte waar ooit dat deel van het complex stond, staan de nummers van alle verdwenen cellen.
Verzetswerk
Bijzonder is ook het verhaal van Dirk Verburgh. Hij werd op 28 maart 1941 opgesloten wegens verzetswerk voor de Stijkelgroep en de Ordedienst. Na bijna een half jaar in Scheveningen te hebben gezeten, kwam hij via Kamp Amersfoort in concentratiekamp Buchenwald terecht. Daar overleed hij op 8 augustus 1942. In het Oranjehotel kwam Dirk tot bekering. Zijn Bijbel is onderdeel van de vaste tentoonstelling van het museum. In een brief aan zijn moeder, die in de Bijbel werd gevonden, schrijft de verzetsheld: „Moeder, alles en alles wat je gezegd hebt tegen mij is waar. Ik heb het verschil ingezien tussen de wereld dienen en God dienen. Ik heb de wereld gediend, maar nu dien ik God en blijf hem trouw. Hij verlaat mij niet. Wil je voor mij bidden.”
Soortgelijke getuigenissen zijn ook te vinden op de wand van Cel 601, de dodencel. Dat is de enige cel die vanaf 1946 in zijn oorspronkelijke staat bewaard is gebleven. Er staan een bed, krukje, klaptafel, kapstok, houten plankje en een ton waar de gevangenen hun behoeften op moesten doen. De teksten werden in de muur gekerfd door gevangen die op het punt stonden geëxecuteerd te worden. Zo staat er het ”Onze Vader” volledig uitgeschreven, ”God is liefde”, maar ook een citaat uit Psalm 69: ”De Heere vergeet Zijn gevangen niet.”
Afscheidsbrieven
Het Oranjehotel had tijdens de oorlog meer dodencellen. Die bevonden zich in de D-gang. Daar wachtten de gevangenen op het bevel om door het Poortje te lopen, richting de vrachtwagen die hen naar de Waalsdorpervlakte zou brengen. Hun regime was minder streng. Ze kregen soms wat te roken, mochten bezoek van een dominee of priester ontvangen en konden afscheidsbrieven schrijven. Diverse van deze brieven zijn bewaard gebleven en te lezen in de expositieruimte.
Zo’n 250 verzetsmensen zijn vanuit het Oranjehotel op de Waalsdorpervlakte vermoord. Dat wordt niet alleen op 4 mei herdacht, maar ook tijdens de herdenking op iedere derde zaterdag van september (voorheen oktober) in het museum. Bezoekers leggen dan bloemen bij Cel 601. Vier van de originele kruizen van de Waalsdorpervlakte, die als fusilladepalen werden gebruikt, hangen aan de muur in het verlengde van de D-vleugel. Als eerbetoon aan hen die hun leven gaven voor de vrijheid van ons volk.
>> oranjehotel.org. Geopend van dinsdag t/m zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur. Prijzen: € 9,50 (volwassenen) en € 5,= (jongeren t/m 24 jaar). Een familieticket kost € 25,=. Elke bezoeker ontvangt een gratis audioguide.