Ethische kwesties in de spreekkamer
Dat huisartsgeneeskunde en ethiek alles met elkaar te maken hebben, blijkt uit de vragen die in deze tijd naar voren komen. Vragen zoals: wel of niet inenten, wel of niet een mondkapje dragen als de overheid dit voorschrijft enzovoort. Ook in de huisartspraktijk passeren deze onderwerpen nogal eens de revue.
Wanneer in onze kringen over ethiek en de medische wereld wordt gesproken, komt men al heel snel uit op euthanasie en abortus. En dit zijn absoluut belangrijke onderwerpen. Maar in de dagelijkse praktijk kom ik deze thema’s niet vaak tegen. Veel vaker moet je samen met patiënten nadenken over: wel of niet behandelen, wel of niet naar het ziekenhuis, het nut of onnut van nog een behandeling.
Een voorbeeld is reanimatie. Bij iedere opname in een ziekenhuis wordt aan een patiënt gevraagd of deze gereanimeerd wil worden bij een hartstilstand. Deze vraag is ontstaan uit het zogenaamde zelfbeschikkingsrecht: ieder mag dit voor zichzelf beslissen.
Sommige christenen denken: Natuurlijk moet je dat willen, je moet zo lang mogelijk leven, dat is genadetijd. Maar wat als er sprake is van een ernstige ziekte zoals kanker, en het tijdstip van het overlijden nadert?
Als we belijden dat God het leven geeft en het op Zijn tijd neemt, moeten en mogen wij dan als mensjes zeggen: Dat houden we zo lang mogelijk tegen? Of moet je handelen naar de dan bekende medische kennis en mag je „nee” zeggen op de vraag of je gereanimeerd wilt worden?
Opa zei altijd…
Een ander voorbeeld in deze tijd is het wel of niet vaccineren, zie de vele artikelen in het RD. Veel gedachten en motieven worden geformuleerd en ook besproken in de spreekkamer. Blijkbaar is de mening van de dokter belangrijk. En laten we wel wezen, het is begrijpelijk dat mensen erover willen spreken.
Vaak stel ik dan de vraag: Wat bepaalt voor u of iets goed of slecht is? Het verbazingwekkende is dat veel mensen dan in gepeins verzonken raken. Is dat omdat ze het antwoord weten maar daar niet naar handelen, of moeten ze echt over het antwoord nadenken?
Het antwoord moet zijn: het Woord van God bepaalt wat ik wel of niet moet doen. Maar vaak komen er antwoorden in de zin van: Opa of moeder zei altijd… De ambtsdrager zegt… Of: M’n geweten zegt… Veel mensen zijn gewetensbezwaard (een geweten gevormd door…?) maar is dat hetzelfde als Schriftbezwaard?
Hoeveel mensen uit onze gezindte hebben een situatieve ethiek, waarbij de mening van het voorgeslacht of de ambtsdrager dient als grond voor het nemen van een beslissing. Maar alleen de norm die gegrond is op dat wat God zegt, geeft rust en wijst de goede richting.
Veel mensen zeggen na een gesprekje over deze dingen: „Dokter, eenieder zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd.” Dat voelt dan als: ieder moet het maar voor zichzelf weten. De kanttekeningen bij Rom. 14:5 zeggen iets anders, namelijk: onderzoek wat de Heere behaagt.
Stilte
In mijn opleidingstijd tot basisarts had ik het voorrecht een aantal colleges te volgen van prof. W. H. Velema. Hij legde het verschil uit tussen normatieve en situatieve ethiek. Bij situatieve ethiek bepaalt de situatie of de inhoud van het probleem wat op dat moment de goede keuze is. Bij normatieve ethiek vormt de vaststaande norm de leidraad tot het maken van een juiste keuze.
De grote massa kiest voor situatieve ethiek. „Maar ik kies voor normatieve ethiek”, getuigde prof. Velema voor een volle collegezaal. „En de reden van mijn keus is dat God gezegd heeft: opdat het u wel ga.” De stilte in de volle collegezaal daarna staat me nu nog helder voor de geest.
Calvinist
Toen we in opleiding waren tot huisarts (twaalf artsen) kregen we ook onderwijs in ethiek. Onze regering wordt in ethische vraagstukken bijgestaan en geadviseerd door de Gezondheidsraad. Deze bestaat uit zestig personen, die verstand hebben van ethische vraagstukken. Een van deze personen gaf ons les.
De eerste ochtend hield hij een voordracht over euthanasie. De inhoud van het betoog betrof vooral aan welke punten je moest voldoen zodat je uiteindelijk niet in handen van de officier van justitie zou komen.
Eerlijkheidshalve moet ik melden dat ik niet de vrijmoedigheid had om er openlijk tegen in te gaan, maar toch stelde ik de vraag: „Wat bepaalt of iets goed of slecht is? Wanneer mag iets wel en wanneer niet?”
Het antwoord was verrassend: „Bent u calvinist?” Ik zei dat dit een flauw antwoord op mijn vraag was, maar later begreep ik dat hij direct doorhad dat ik vroeg naar de bron van zijn normen en waarden.
Vervolgens legde hij uit dat in de Gezondheidsraad wordt gestemd over vraagstukken en dat de meerderheid dan de norm vaststelt. „Dus”, reageerde ik, „als 31 van de 60 mensen vinden dat een leven na 65 jaar niet meer zinvol is, dan is dat voor de Gezondheidsraad een goede norm.” „Nou, dat is een absurd voorbeeld”, luidde het antwoord, „maar inderdaad, dan is dat een goede norm.”
Later vond ik dit een voorbeeld van hoe vreemd het kan gaan als er geen norm is. Je gevoel of je gedachten bepalen dan wat goed of slecht is.
De auteur is huisarts in Sliedrecht