Walcherse pronk in Arnemuiden

Ze zijn een uitstervende soort: Walcherse mannen en vrouwen in streekdracht. Maar in het museum van Arnemuiden herleeft de Walcherse pronk van kleding en sieraden.

Jan Dirk van Scheyen
1 October 2021 14:51
beeld Van Scheyen Fotografie
beeld Van Scheyen Fotografie

Het is te danken aan een particuliere verzamelaar die een deel van zijn collectie tijdelijk afstond, dat in het historische museum in Arnemuiden nog een maand lang een tentoonstelling loopt van bijzondere gouden en zilveren streekdrachtsieraden die vroeger werden gedragen op Walcheren. In de burgemeesterskamer in het museum van de Zeeuwse vissersplaats liggen krullen, strikken (hangertjes), mutsenspelden, voorhoofdsnaalden, keelknopen en oorringen van goud, en schoengespen, pepermuntdoosjes, rukendgoed flesjes, kettinghorloges en broek- en klepstukken van zilver te blinken. De tijdelijke tentoonstelling is een waardevolle aanvulling op de indrukwekkende vaste collectie Arnemuidse streekdrachten die al jaren in het museum te bewonderen is.

Streekdrachtkenners Wim van der Heijden (tevens bestuurslid van het museum), zijn vrouw Liza van der Heijden, Liesbeth Marteijn en bestuursvoorzitter van het museum Leen Schouls stelden de expositie van streeksieraden met veel liefde samen. Goed beschermd achter het glas van vitrines is een unieke verzameling goud, zilver, kanten mutsen en gebruiksvoorwerpen te zien, die vroeger op zondag en hoogtijdagen de boerendracht van mensen op Walcheren verfraaide. „De meeste voorwerpen waren echt bedoeld om mee te pronken”, vertelt Liza van der Heijden. „Vandaar dat we de tentoonstelling Walcherse Pronk hebben genoemd.”

„Maar dat pronken had ook nog een andere betekenis”, vult haar man Wim van der Heijden aan. „Hoe meer goud en zilver iemand droeg, hoe welvarender hij was. De sieraden waren dus ook een statussymbool.”

Sommige exemplaren hoorden gewoon bij de dracht die men dag in, dag uit aanhad, zegt het echtpaar Van der Heijden. Dat geldt bijvoorbeeld voor het oorijzer met de gouden krullen aan het uiteinde op de muts van de vrouw, en de gouden keelknopen (vissersknoppen), waarmee mannen hun hemdsboord sloten en voor de grote zilveren broek- en klepstukken als sluiting van een mannenbroek. „Maar vooral in de periode van 1875 tot 1925 vierde onder dragers van streekdracht de pronkmode hoogtij.”

De meeste getoonde voorwerpen op Walcherse Pronk komen dan ook uit die tijd. Het waren vooral de jongvolwassenen die graag hun goud en zilver lieten zien. „Die werkten al een paar jaar, maar waren nog niet verantwoordelijk voor een gezin, dus was er wat geld voor opschik. Die diende dan vooral om indruk te maken, zeker op de geliefde tijdens de koos- en streeltijd.”

Zakmes en horloge

Mannen droegen naast de onvermijdelijke gouden keelknopen en zilveren broek- en klepstukken altijd een boerenzakmes met zilveren of houten heft bij zich en vulden hun broekzakken met een zilveren horloge met ketting, tabaksdoos, sigarenkoker of sigarettenpijpje als het geld en de sociale status het toelieten. Met dergelijke mannenpronk kon je veel indruk maken. Wim van der Heijden: „Een boerenmes was vroeger onmisbaar. Iedereen op het platteland droeg er een, al was het maar om de klei van je klompen te krabben.”

Tot de opschik van de jongedames hoorden beugeltassen, kralenbeursjes, kleine kerkbijbels met zilverbeslag, loddereindoosjes en zilveren faaljehaken. Lodderein-doosjes, afgeleid van het Franse l’eau de la Reine , wat koninginnenwater betekent, bevatten een met geurwater besprenkeld sponsje om een frisse geur te verspreiden. Een faalje is een omslagdoek van zwart laken met een sluiting van zilveren haken en ogen.

Maar het gebruik van al dit fraais was duidelijk gebonden aan sociale regels, maatschappelijke klasse en mode. Slechts weinig vrouwen konden zich bijvoorbeeld een gouden voorhoofdsnaald veroorloven, een luxe hoofdsieraad dat in de mode was van het begin van de negentiende eeuw tot ongeveer 1875. Wie het minder breed had, droeg een koperen oorijzer en minispeldjes in de muts, in plaats van de gangbare gouden krullen.

Sociale verschillen

Om die sociale verschillen tastbaar te illustreren, hebben de samenstellers van de expositie midden in de burgemeesterskamer een pop opgesteld, gekleed in het onopvallende tenue van Arnemuidse visleursters. Dat waren vrouwen die met hun typisch Arnemuidse geblokte rieten mand vol vis langs de deuren gingen of naar de Middelburgse weekmarkt togen om hun verse waren aan de man te brengen. De visleurster is tevens het symbool van de grote armoede die Arnemuiden in de negentiende eeuw heeft gekend; ze kan alleen maar bewonderend kijken naar al het moois op de hedendaagse expositie.

Want mooi zijn de sieraden! Neem het fijn filigrein op de fraaie mutsenspelden, de kunstige afbeeldingen van zwanen op de voorhoofdsnaald, de soms dubbele gouden strikken die aan de gouden krullen hangen, de gekloste bovenmutsen van Beverse kant, die sinds 1880 in Arnemuiden in zwang raakten en die elegant uitwaaierden rond de hoofden van hun draagsters. Al die sieraden zijn van een grote sierlijkheid en bevalligheid.

Natuurlijk droegen de vrouwen, strak rond de hals, ook het beroemde bloedkoralen slot. Liza van der Heijden: „Als een vrouw nog niet getrouwd was, kon je dat zien aan haar gouden voorhoofdsnaald. Werd deze links gedragen, dan was ze nog niet getrouwd, droeg ze hem rechts, dan wist je dat ze getrouwd was…”

Streekdrachtenvereniging

De echtparen Van der Heijden, Marteijn en Schouls, die de tentoonstelling hebben ingericht, zijn actief lid van een streekdrachtenvereniging. Zeeland kent nog zeven van die verenigingen, die het cultureel erfgoed van de Zeeuwse boerendracht in ere willen houden. „Als je tegenwoordig in streekdracht over straat gaat, word je wel voortdurend door toeristen aangeklampt die je willen fotograferen”, zegt Wim van der Heijden. „Streekdracht is een bezienswaardigheid geworden, terwijl vroeger iedereen erin liep. Ik denk dat er op het hele eiland Walcheren nu hooguit nog zo’n tien vrouwen in klederdracht rondopen.”

Zijn echtgenote wijst naar een oude zwartwitfoto van een meisje in dracht op de tentoonstelling. Aan haar linkerhand draagt het meisje heel wat ringen. Ook een blijk van de status die zij had? „We weten het niet”, mijmert Liza van der Heijden. „Het zou kunnen, dat die ringen van de fotograaf waren en dat die het meisje de ringen speciaal voor de fotosessie liet omdoen. Dat kwam in die dagen ook voor.”

Rouwbord

Een van de pronkstukken in het museum is een rouwbord, gemaakt door kunstschilder Dirck van Delen. Rouwborden werden in vroeger tijden in kerken aan een muur of zuil bevestigd. Als een lid van een gegoede familie was overleden, werd dit op zo’n dikwijls fraai versierd bord bekendgemaakt.

Op het rouwbord in Arnemuiden staan de namen van de drie vrouwen waarmee Dirck van Delen (1605-1671) getrouwd is geweest plus, in een ander handschrift, de naam van de beroemde schilder zelf. Die was door iemand anders aangebracht nadat de schilder in 1671 was overleden.

Het rouwbord hing sinds vermoedelijk 1857 aan de wand van de voormalige raadzaal in het Arnemuidse museum, maar zonder omlijsting. Het bord zat oorspronkelijk in een versierde lijst, waarop de wapenschilden van de vier overleden personen waren afgebeeld. Maar in de Franse Tijd (1794-1814) werd het in ons land op straffe van fikse boetes verboden om nog langer in het openbaar symbolen te tonen die herinnerden aan maatschappelijke ongelijkheid. De leus was immers: ”Vrijheid, gelijkheid en broederschap”. Dat ging heel ver; familiewapens van adellijke families moesten van koetsen worden verwijderd en knechten mochten geen kleding meer dragen met knopen waarop het familiewapen van hun baas was afgebeeld. Maar ook moesten van grafzerken en rouw- en wapenborden in kerken familiewapens worden verwijderd.

Oude luister

De lijst rond het rouwbord in Arnemuiden is in die dagen dus verdwenen, maar gelukkig had het Zeeuws Archief nog wel een afbeelding van het rouwbord in oorspronkelijke staat. De Arnemuidenaren Dick Joosse en Rien Grootjans hebben die lijst de afgelopen maanden heel secuur in oude luister hersteld. Joosse maakte eigenhandig de houten lijst en Grootjans heeft deze beschilderd. Hij slaagde erin de wapenschilden van de vier overleden personen natuurgetrouw, in de oorspronkelijke heraldische kleuren na te schilderen en hij heeft ook de twee zuilen aan weerszijden van het wapenbord aangebracht. Op het origineel was dit gedaan met behulp van een oude schildertechniek, marmeren, een vaardigheid die Grootjans als oud-schildersleraar ook beheerst en die nu dus heel goed van pas kwam. „Ik heb wel zeven verschillende verflagen aangebracht om dit resultaat te bereiken”, vertelt hij.

Het eindresultaat van de reconstructie van het rouwbord is verbluffend. „Kleurrijk en toch ingetogen”, zegt bestuursvoorzitter Leen Schouls. „Het doet recht aan de grote schilder Van Delen, die niet alleen een leerling was van Frans Hals, maar die ook ontvanger der tollen en licenten van Arnemuiden is geweest.”

Bezoek

De tentoonstelling Walcherse Pronk loopt nog tot 1 
november, daarna is het museum aan de Langstraat in hartje Arnemuiden tot het voorjaar gesloten. Groepen vanaf negen personen kunnen er wel het hele jaar door terecht; ze moeten dan wel van tevoren een afspraak maken. Kijk voor meer informatie op www.bezoekmuseumarnemuiden.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer