Zeeuwse klompen jubileren
Dagelijks loopt hij erop. Hij rijdt er zelfs auto mee. Jaap Kramer, de laatste commerciële klompenmaker van Zeeland, weet het zeker: zijn klompen zijn beter voor je voeten. Al bijna 140 jaar.
Molens, tulpen en… klompen. Nederland, of beter gezegd Holland, dankt er zijn bekendheid aan. Op tulpengebied is ons land wereldleider. Molens staan en draaien er nog volop, maar klompen raken in de vergetelheid. Nog maar een handjevol klompenmakers produceert ‘voetenwerk’ voor een steeds kleiner aantal klompendragers en de toeristenmarkt.
In het begin van de 20e eeuw telde Zeeland honderden ‘klompenfabriekjes’. Alleen al in Heinkenszand verdienden in 1912 achttien ondernemers er hun brood mee, vertelt Kramer. Niet alleen van de productie van het houten schoeisel heeft hij verstand, ook de geschiedenis van het vak en het bedrijf kent hij uit z’n hoofd. „Rond 1900 telde Zeeland 660 klompenmakers. Dat was in de tijd dat iedereen op klompen liep. Geld voor schoenen had men niet en hout was een goedkope grondstof. Het gebeurde zelfs dat men om beurten naar de kerk ging, omdat er niet voor iedereen tegelijk schoenen in huis waren.”
Klompenmakerij Traas startte in 1882. „Met het ambacht was toen een goede boterham te verdienen. Het vak werd geleerd van een Belg, Juul Coppens, een zwager van de eerste eigenaar. In de jaren dertig werd het bedrijf gerund door drie broers Traas. Toen ze onderling verschil van inzicht over de bedrijfsvoering kregen, gingen ze ieder voor zichzelf verder. Alle drie waren ze klompenmaker. Marien kreeg Klompenmakerij Traas in handen, die later werd overgenomen door zoon Kees. Daar ben ik ruim vijftig jaar geleden bij in dienst gekomen. Kees leeft nog steeds en woont hier bij de klompenmakerij op het dorp. Hij is inmiddels 90 jaar oud.”
Mechanisatie
De oudste machines in de klompenmakerij zijn honderd jaar oud, weet Jaap. „Sinds 1920 is er in die machinerie niet zoveel meer veranderd. De grootste klompenfabriek van ons land, in Beltrum, gebruikt dezelfde machines als ik. Zij hebben er alleen wat meer. Wel is sinds de mechanisatie het aantal klompenmakers fors afgenomen. Slechts een enkeling maakt nu nog klompen met de hand, en dat is vooral om op toeristenmarkten het ambacht te demonsteren. De klompen die zij verkopen komen bij professionele klompenmakers vandaan.”
Het is een vak waarbij je volledig geconcentreerd moet blijven, benadrukt de Zeeuwse professional. „De meeste klompenmakers missen vingers of delen ervan.” Zelf heeft hij ze nog alle tien. „De lintzaag die we gebruiken is een linke machine. Daar ga je met je handen vlak langs. Ik gebruik die alleen als er niemand in de buurt is om me af te leiden.”
Nieuwe veiligheidsnormen
Tot 1980 werden er in het Heinkenszandse bedrijf jaarlijks tussen de 60.000 en 65.000 klompen geproduceerd. In 1995 nam Jaap het bedrijf van zijn werkgever over. In die tijd waren er nog zo’n zeventig klompenmakers in Nederland. Nu zijn er nog maar zeven. „Ook toen was het bedrijf nog levensvatbaar. De grootste klap kwam toen houten schoeisel op de werkvloer verboden werd. Overal werden nog klompen gedragen: op steigers in de bouw, door stratenmakers en zelfs bij de hoogovens. Er kwamen echter nieuwe veiligheidsnormen waardoor het verplicht werd schoenen met stalen neuzen te dragen.”
Klompen zijn juist een stuk veiliger, vindt Jaap. „Als er een flink gewicht op een schoen terecht komt raakt de voet beklemd. Een klomp barst alleen maar, maar de voet blijft vrij. Bij het traplopen is het wellicht wel wat lastig, maar zodra je op een ladder staat is het ideaal. Je hebt dan nooit last van zere voeten. Zelf draag ik ze de hele dag. Ik kan er zelfs mee autorijden.”
Werkschoenen
De mkz-crisis in 2001 zorgde voor opnieuw een grote klap in de klompenbusiness. „We verkochten alleen al aan veehandelaren zo’n 400 paar per week tijdens veemarkten. Toen tijdens de mkz-crisis markten werden afgeschaft, raakten we veel klandizie kwijt. Die mannen namen tien paar tegelijk mee. Nu dragen ze werkschoenen. In die periode produceerden we 1500 paar klompen per week. Op dit moment zijn dat er nog maar zo’n 50.”
Ook de strengere regels voor vliegtuigpassagiers en luchtreizen heeft effect op de verkoop van klompen. „Doordat vliegtuigmaatschappijen de bagageregels hebben aangescherpt en er minder gewicht mee mag, kunnen toeristen nu minder makkelijk klompen meenemen.”
Verbieden van markten
Tijdens de coronacrisis kreeg de klompenverkoop flinke klappen. De winkel in Heinkenszand moest lange tijd dicht, maar vooral het wegblijven van toeristen en het verbieden van toeristenmarkten betekent voor klompenfabrieken een forse aderlating. Ook de makers zelf hebben mensen uit de klompen gejaagd, vindt Kramer. „Om de productie te vereenvoudigen zijn klompenmakers overgegaan op hele centimeters, terwijl een klomp perfect moet passen om er lekker in te kunnen lopen. Wíj werken wel met halve centimeters. Bij ons staat kwaliteit en draaggemak voorop.”
Voor Kramer is dat ook reden om niet-alledaagse maten te blijven maken. Kleinere vrouwenmaten bijvoorbeeld, die soms maanden op voorraad blijven liggen. Of juist grote exemplaren. „Voetmaten zijn de laatste jaren toegenomen. Er zijn hier jongeren die maat 47 hebben. De meest gangbare maat op dit moment is 44/45. Een aantal jaren terug was dat nog 42/43.”
Landelijke campagne
Ondanks de teloorgang in klompenland is Jaap niet pessimistisch over de toekomst. „Er is nog belangstelling voor klompen, zeker ook op het platteland. Zelfs bij jongeren is die trend te ontdekken. Je moet er wel voor zorgen dat je met klompen in de publiciteit blijft. Eigenlijk zou er een landelijke campagne moeten komen. Klompen hebben namelijk tal van voordelen. Je hebt nooit koude of zweterige voeten. Je hebt goede steun, je staat er lekkerder op en ze zijn ook beter voor knieën en rug.”
De klompen van Traas zijn in ieder geval een beschermd en gecertificeerd streekproduct omdat ze worden vervaardigd van louter Zeeuws hout. „Echte klompendragers geven de voorkeur aan wilgenhout. Dat is een stevige soort en draagt lekkerder. Het is wel duurder dan populier en ook lastiger te krijgen. Er worden namelijk niet zoveel wilgen meer teruggeplant in Zeeland. Maar ook de aanschaf van goed populierenhout is moeilijker geworden. Vroeger werden populieren goed onderhouden en netjes gesnoeid. Voor boeren betekende populierenhout extra inkomen. Takken zorgen voor extra zachte noesten en dat is onbruikbaar voor de productie van klompen.”
Toekomst
Deze zomer hoopt Jaap Kramer 65 te worden. Ondertussen kijkt hij niet zonder zorgen naar de toekomst. Zijn gezondheid is niet meer wat die geweest is. „Ik ben een half jaar behoorlijk ziek geweest met last van hart en longen. Verder heb ik een geheugenblokkade als gevolg van een aderverkramping in mijn hoofd. Ik merk dat ik nog steeds weinig energie heb. Een opvolger heb ik niet. Mijn zoon en dochter hebben een goede baan en willen de zaak niet overnemen.
Het zou mooi zijn als deze klompenmakerij door zou kunnen gaan. Misschien deels als een museum waar vrijwilligers het vak leren en waar ook nog klompen verkocht worden. Het runnen van alleen een klompenmakerij is niet levensvatbaar in deze tijd. Je moet er wel iets naast hebben, bijvoorbeeld een winkel of een camping. Als ik stop, gaat er helaas veel kennis over het klompenvak verloren.”