Jubilerend oorlogsmuseum Overloon krijgt DigiLab
Een minishovel wipt tegels uit de vloer van de centrale tentoonstellingsruimte; verderop wordt gewerkt aan een DigiLab. Oorlogsmuseum Overloon timmert in eigen huis aan de weg. Dit jaar bestaat het oudste oorlogsmuseum van West-Europa 75 jaar.
Ruim een half jaar geen bezoekers vanwege de coronarestricties hakt er flink in. Toch richt het populaire Brabantse museum de blik op de toekomst en worden op dit moment twee bijzondere projecten uitgevoerd. De 2,5 miljoen kostende operatie komt tot stand met financiële hulp van het Vfonds en provincie Noord-Brabant. De gemeente Boxmeer heeft bovendien coronasteun toegezegd. Voor de dagelijkse gang van zaken moet ‘Overloon’ zichzelf bedruipen en dat is lastig als van de belangrijkste inkomstenbron, museumbezoek, geen gebruik gemaakt kan worden, vertelt PR-manager Janneke Kennis (36).
De geboren Limburgse is goed ingevoerd in alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken heeft. „Ik heb het met de paplepel ingegoten gekregen. Als kind bezocht ik al bunkers en oorlogsmusea, met mijn ouders en een oom die bij Defensie werkte. Mijn opa werd in de oorlog tijdens een kerkrazzia opgepakt en gedeporteerd naar de Herman Göring Werke in Duitsland. Hij moest daar granaathulzen maken. Na de oorlog keerde hij ernstig vermagerd -hij woog nog maar in de 40 kilo- terug. We zijn ook naar de plek geweest waar hij onder zware omstandigheden te werk werd gesteld en we hebben ook een bezoek gebracht aan het kamp waar hij verbleef. Mijn interesse voor oorlogshistorie heb ik later voortgezet. Ik ben bijvoorbeeld met overlevenden van de Holocaust naar Auschwitz geweest en heb daar gesproken met een vrouw die de medische experimenten van Mengele heeft overleefd.” Ook in het oorlogsmuseum bevindt zich nog een gruwelijk aandenken uit die tijd: een stukje huid met daarop het kampnummer van de joodse verzetstrijder Bill Minco. „Hij heeft dat na de oorlog laten verwijderen en aan het museum geschonken.”
Het zijn niet zozeer de militaire tactieken of technieken die Kennis boeien, maar vooral de verhalen achter de militaria, oftewel het menselijke aspect. Zo raakte ze bevriend met een van de meest bekende Amerikaanse oorlogsveteranen, Vincent Speranza (96 jaar, 101 Airborne Division). „Ik ben meer bekend door mijn helm met bier, dan door mijn acties in Bastogne”, grapt die nogal eens tegenover geïnteresseerde luisteraars.
Bij zijn eerste bezoek aan de ‘stad van het Ardennenoffensie’ na de oorlog, nu zo’n tien jaar geleden, ontdekte hij op een fles Airbornebier een afbeelding van een Amerikaanse militair met een helm vol gerstennat. „Dat ben ik”, riep hij vervolgens verrast. Zijn goede vriend Joe Willis was namelijk gewond geraakt tijdens de gevechten in december 1944. Op diens verzoek ging Vincent op zoek naar bier in de verwoeste stad. Uiteindelijk vond hij een nog werkende tap, maar geen glas. Daarom gebruikte hij zijn helm. Zo liep hij ook voor andere gewonden zeven keer heen en weer. Een kleine jongen zag de Amerikaan steeds voorbijkomen met zijn gevulde helm. Jaren later herinnerde de inwoner van Bastogne -inmiddels bierbrouwer- zich het voorval en brouwde het Airbornebier, met op het etiket van de fles een tekening van een soldaat die in zijn linkerhand een helm gevuld met bier draagt.
De beroemde veteraan, met een eigen vitrine in het 101ste Airbornemuseum Le Messe in Bastogne, heeft inmiddels zo’n viermaal Overloon bezocht en ook daar zijn ‘eigen’ plek gekregen. Een diorama van het Ardennenoffensief toont Speranza in de sneeuw in een schuttersput achter een Browning machinegeweer. „Hij heeft zelf instructies gegeven over de inrichting ervan”, vertelt de museumvoorlichtster. Ieder takje is bij wijze van spreken historisch verantwoord. „We helpen hem ook met zijn laatste wens: het realiseren van een herdenkingsmonument voor zijn gevallen kameraden in Bastogne. Bij ons kunnen bezoekers hiervoor een bijdrage doneren.”
Museumbegin
Direct na de oorlog werden de kapotgeschoten voertuigen van de Slag om Overloon bij elkaar geplaatst achter een hek. Een kleine herdenkingsruimte werd gebouwd met donaties van de berooide inwoners van het Brabantse dorp en het oudste oorlogsmuseum van West-Europa was geboren. Inmiddels beslaat het gebouw 13.000 vierkante meter. Met het park er bij is de totale oppervlakte 14 hectare. Het is daarmee tevens het grootste museum van ons land.
„Suppoosten zetten soms 20.000 stappen per dag”, schetst de PR-functionaris de immense ruimte. Jaarlijks weten zo’n 115.000 bezoekers de weg naar de unieke historische collectie te vinden. „Hier staan 150 voer-, vaar- vliegtuigen. Een deel daarvan is tijdens de Slag om Overloon uitgeschakeld. Achter elk voertuig zit een verhaal.”
Neem bijvoorbeeld de Churchill MK V. De 40 ton zware Britse tank met de naam Jackal reed bij het Brabantse dorp -waar de geallieerden drie weken om moesten strijden- op een mijn waarbij de bodem werd ingedrukt en het vuur zich in de tank verspreidde. Chauffeur Bob Dare raakte lichtgewond en wist nog net op tijd twee zwaargewonde collega’s uit de tank te halen. Twee anderen verbrandden levend. Tot zijn dood in 2007 bezocht Dare regelmatig het museum om zijn gesneuvelde kameraden te herdenken. Die taak is nu overgenomen door de betrokken PR-manager.
Horsaglider
Een ander beroemd voertuig is de gesloten bankwagen, waarmee Prinses Juliana, Prins Bernhard en de prinsessen Beatrix en Irene zijn gevlucht naar IJmuiden, om vandaar de oversteek te maken naar Engeland. En niet te vergeten „de meest authentieke replica ter wereld van een Horsaglider”, met originele onderdelen, een zweefvliegtuig gebruikt tijdens de Airbornelandingen in september 1944 bij de operatie Market Garden. „Nergens vind je zo’n compleet exemplaar.”
Niet alleen de collectie, maar ook de bijzondere evenementen die ieder jaar worden georganiseerd trekken duizenden bezoekers. Meest bekend is Militracks. Tientallen Duitse militaire voertuigen komen dan naar Overloon. „Alles is gericht op de voertuigtechniek van de Duitsers gedurende de oorlog. Er wordt hier live gesleuteld aan wagens en tanks en publiek kan ook in de voertuigen meerijden. Het is het grootste voertuigevenement ter wereld wat betreft Duits materieel. We trekken daarmee jaarlijks gemiddeld 15.000 bezoekers.”
Geen enkel museum ter wereld heeft ook een fietspad dwars door het gebouw. Overloon wel. De 90 meter lange ijzeren brug rust op 3,5 meter hoge draagpijlers en loopt dwars door de grote museumhal. Nieuwsgierige fietsers kunnen zo een blik werpen op de indrukwekkende oorlogscollectie. Een gratis sneak preview, waar massaal gebruik van wordt gemaakt. De fietsbrug is onderdeel van een fietsroute van 59 kilometer, die onder meer langs de grootste Duitse militaire begraafplaats van Europa, het Limburgse Ysselsteyn, loopt.
Jubileum
Het jubilerende museum -25 mei is de officiële datum- plaatst zich nu opnieuw in de schijnwerpers met een tweetal bijzondere projecten. Allereerst is er een multimediale ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen. „Daarmee maken we het interessant voor bezoekers om ieder jaar terug te keren. De eerste expositie waarmee we starten gaat over de legendarische geallieerde jeeps en hun ontwikkeling. Van Ford tot Willy’s. Die voortuigen associëren mensen met vrijheid en ze zijn nog steeds zeer populair. We willen deze ruimte rond 25 mei openen.”
Een tweede operatie heeft wat meer voeten in aarde. Op de plek waar voorheen het D-day strand en de Atlantikwall zich bevonden, komt nu een groot nieuw gebouw met een schuin dak. Daarop worden de resten van een Lancaster bommenwerper geplaatst. Deze is in 1945 neergestort in België en in 2006 opgegraven. Onder het dak is een nieuwe expositie over de luchtoorlog en een filmzaal gepland. De film die daar draait heeft als thema vrijheid. De afgelopen maanden is de militaire hal daarvoor compleet gestript. Alle voertuigen en de Spitfire zijn met behulp van de Genie van de Landmacht weggehaald. De Spitfire uit dezelfde ruimte is verplaatst door de Bergingsdienst van de Luchtmacht. Voor hen was dat een technische oefening. En passant is ook de bekende Bailey-loopbrug buiten gerestaureerd, zodat wandelaars daar weer veilig gebruik van kunnen maken.
Wensenlijst
De oplevering van het nieuwe paviljoen is gepland rond 1 juli. D-day en de Atlantikwall krijgen een nieuwe plek in de militaire hal. Door de aanpassingen en veranderingen wordt de bezoeker weer volgens een chronologisch tijdlijn door het museum geleid.
Een wensenlijst is er ook nog, vertelt museumdirecteur Erik van den Dungen. „In de komende jaren gaan we het buitenterrein ontwikkelen tot een volwaardig evenemententerrein voor voertuigevenementen. Daarnaast willen we via digitalisering een nieuw publiek aanspreken, vanzelfsprekend op een museaal verantwoorde wijze. Wat materieel betreft staat een Britse Bedford QLR nog op het wensenlijstje. We hebben veel Amerikaanse voertuigen en we zouden dit graag willen aanvullen met Canadese of Britse.”