Iguana redt het niet zonder bezoekers
Slangen in plafond of toiletpot. Kaaimannen uit de gracht. In beslag genomen schildpadden. Reptielenopvang Iguana in Vlissingen neemt ze op. Langdurig of tijdelijk. Maar altijd met het doel ze terug te plaatsen in de natuur.
Het is de wondere wereld achter de historische gevels aan het Bellamypark. De vijf gebouwen waarin zo’n 2500 reptielen in allerlei soorten en maten hun domicilie hebben, hadden 450 jaar geleden een totaal andere bestemming. Onverlaten werden er opgesloten in de kerkers en de schout en zijn rakkers zwaaiden er hun scepter. In de panden ernaast waren burgemeester en schepenen de baas, terwijl rechters ervoor zorgden dat de gevangenissen gevuld bleven en de beul zich niet hoefde te vervelen.
De muren zijn nu niet minder dik, maar het is binnen een stuk gerieflijk dan vroeger. Omdat reptielen koudbloedige dieren zijn en zichzelf niet op temperuur kunnen houden, is het er vochtig warm. Althans in de verblijven zelf. Bezoekers hebben er weinig last van.
Afgedankte reptielen, amfibieën en ongewervelde dieren werden sinds eind jaren zeventig eerst opgevangen in de particuliere woningen van twee gezinnen. De hulp voor de zieke of gewonde dieren, het benodigde voedsel en de verwarmingskosten liepen al snel flink in de papieren en veel plek voor alle terrariums tussen de huisraad was er ook niet. Om de opvang te kunnen professionaliseren werd in december 1981 de stichting Iguana opgericht. Een half jaar later gingen de deuren van Reptielenzoo Iguana voor het eerst open voor het publiek. De ruimte was toen nog beperkt tot 300 m2. Inmiddels is dat dertien keer zoveel. Toen waren er vier vrijwilligers, nu zijn er vijftien vaste krachten en evenzoveel mannen en vrouwen die belangeloos de dieren helpen verzorgen en die de verblijven schoon houden.
Coronamaatregelen
Iguana is de grootste overdekte reptielenzoo van Europa, vertelt beheerder-directeur Ad Bom niet zonder trots. De opvang van de koudbloedige dieren in de geboortestad van Michiel de Ruyter maakt een lastige tijd door. Door de coronamaatregelen moesten de deuren maandenlang gesloten blijven voor het publiek of kon er slechts een beperkt aantal bezoekers naar binnen. „Een bijdrage van de overheid hebben we nauwelijks gehad. Slechts 4000 euro. Onze inkomsten op dit moment komen vooral uit het transport van reptielen voor derden –daarin zijn we gespecialiseerd– en uit het zoeken en vinden van ontsnapte dieren.”
De opvang vult zich vooral met kruipende en sluipende soorten die in beslag zijn genomen bij particulieren of bij grens of Schiphol door de douane. De afgelopen tientallen jaren zijn dat er vele duizenden geweest, waarbij steeds het doel voor ogen werd gehouden: terug naar de natuur of zoeken naar een goed alternatief voor de natuurlijke habitat, bijvoorbeeld plaatsing in een Nederlandse dierentuin. Waar dat niet mogelijk is, zorgt de reptielenzoo zelf voor onderdak. „Vroeger kwam alles eerst hiernaartoe. Nu is dat nog maar de helft van wat in beslag genomen wordt. De rest gaat direct door naar een dierentuin. De meeste illegale soorten komen binnen via transporten per schip of vliegtuig.”
Inmiddels hebben Bom en zijn mensen een reputatie hoog te houden en hebben ze veel ontsnappingen tot een goed einde gebracht. „Niet altijd worden wij als eerste gewaarschuwd, terwijl dat veel paniek en onnodig werk kan voorkomen. Zo was er nog niet zo lang geleden een kaaiman ontsnapt. Door het openstaande raam, dacht men. Een dierentuin werd gebeld met de vraag of dat beest gevaarlijk was. ‘Dat is mogelijk’, antwoordde de portier die de telefoon opnam. Vervolgens raakte iedereen daar in paniek. Er reed zelfs een politieauto door de straat om de buurt met een megafoon te waarschuwen om binnen te blijven. Totdat wij werden opgeroepen om te helpen. Ik vroeg aan de eigenaar om de woonsituatie te beschrijven en adviseerde hem daarna eerst eens onder zijn kast te kijken. En daar zat de kaaiman.”
Krokodilachtigen
Dat er in de riolen van grote steden krokodilachtigen of andere agressieve reptielen zouden kunnen verblijven, verwijst de directeur naar het rijk der fabelen. „Er zwemt zomers weleens een kaaiman in een gracht. Die wordt dan zo snel mogelijk gevangen. Maar onze winters kunnen ze niet overleven.”
Of de coronatijd zorgt voor meer reptielen en amfibieën als huisdieren en een hausse aan afdankertjes na de crisis, durft Bom niet te voorspellen. „De tijd zal het leren. Op dit moment zijn er zo’n 12.000 geregistreerde leden van reptielenverenigingen. Maar niet iedereen is verplicht lid te worden. Dat betekent dat er daarnaast veel anderen met zo’n dier zijn. Begin jaren negentig hebben we een kleine 6000 dieren bij particulieren kunnen plaatsen. Daar zijn we mee gestopt toen we erachter kwamen dat ze werden doorverkocht.
Op dit moment hebben we er hier zo’n 2500, verdeeld over ongeveer 120 soorten. Het liefst brengen we ze terug naar het land van herkomst, maar in de praktijk is dat niet zo eenvoudig. Het vergt een enorme berg papierwerk voordat alles geregeld is. Er is altijd angst voor besmetting bij de al in het wild levende dieren. Virussen zijn soms latent aanwezig. We hebben hier een slang die malaria heeft gehad. Wat we nu aan soorten binnen krijgen, gaat voornamelijk naar de binnenlandse en Europese dierentuinen. Daar hebben we goed contact mee.
Vroeger was die samenwerking overigens intensiever, met als gevolg dat we veel kennis konden uitwisselen. Het welzijn van de dieren is daardoor enorm toegenomen. Eén dag per drie maanden kwamen alle reptielenverzorgers van dierentuinen bij elkaar om bij te praten. Gevolg was dat ook andere dierverzorgers dat wilden. Dat kostte teveel tijd en geld en daarom is door de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen een eind aan die studiedagen gemaakt.”
Onder narcose brengen
Verzorging en voeding van reptielen en amfibieën is een vak apart. „Ze moeten weleens geopereerd worden. Het onder narcose brengen is erg lastig. Er zijn maar weinig dierenartsen die daar verstand van hebben.”
Flinke hoeveelheden voedsel in allerlei soorten en maten zijn nodig om de dieren in leven te houden. Vrijwel alles moet de stichting Iguana uit eigen zak bekostigen. „Vroeger kregen we van een supermarktketen vaak broodkruimels en fruit en groenten die niet geschikt waren voor de verkoop. Te groene bananen bijvoorbeeld. Het was veel werk om alles op te halen. Nu weten we precies wat nodig is en bestellen we dat. Incidenteel krijgen we nog weleens wat geschonken.”
De benodigde variëteit in het voedsel is groot. Niet alleen kroppen sla zijn nodig, maar ook dode konijnen, ratten, muizen en hamsters. „De ene slangensoort eet eieren, de andere vis of vlees.”
Op vakantie
Buiten coronatijd trekt Iguana zo’n 30.000 bezoekers per jaar. “Dat zijn vooral gezinnen die hier in Zeeland op vakantie zijn. Met name als het regent of koud is komen ze naar onze opvang. Dan is het hier flink druk.”
Hoewel de reptielenzoo betaald wordt voor de opvang van in beslag genomen dieren, voor transport en voor het vangen van ontsnapte exemplaren, redt de stichting het niet zonder bezoekers. „We doen zoveel mogelijk alles in eigen beheer: kleine herstelwerkzaamheden, administratie, promotie en overhead. Maar als deze crisis nog een jaar aanhoudt, dan betekent dit het einde van veel bedrijven en parken. En ook dat van ons.”