Oliebedrijven investeren mondjesmaat in schone energie
Grote oliebedrijven steken beperkt geld in schone energie. Om de energietransitie te versnellen, moet het voor deze bedrijven financieel aantrekkelijk worden om in te zetten op koolstofarme energie.
De wereldwijde olie-industrie staat op een kruispunt. Directeuren moeten bepalen of ze zo veel mogelijk trouw blijven aan hun traditionele business (het vinden, winnen en raffineren van fossiele brandstoffen) of zich willen voorbereiden op een onzekere, koolstofarme toekomst.
Er zijn signalen die wijzen op een nieuwe koers. De meeste oliebedrijven hebben formeel hun steun gegeven aan het Klimaatakkoord van Parijs. Bedrijven die het minst geneigd zijn hun focus te veranderen, lijken vooral nationale bedrijven en staatsbedrijven te zijn. Zulke ondernemingen gaan echter wel over 90 procent van alle olie.
Als wetenschappers op het gebied van transport en energie zijn wij het meest geïnteresseerd in de beslissingen van grote private oliebedrijven die te maken hebben met een flinke publieke druk. Wat kunnen aandeelhouders verwachten van deze bedrijven? En wat moeten beleidsmakers doen om deze bedrijven aan te moedigen meer te investeren in duurzame oplossingen? Het is duidelijk dat oliebedrijven nadenken over een koolstofarme toekomst, maar nog niet weten welke weg daarnaartoe ze moeten nemen.
Voorsprong
Discussies over de interesse van Big Oil (verzamelnaam voor ’s werelds zes of zeven grootste beursgenoteerde olie- en gasbedrijven) in duurzaamheid draaien veelal om de voortdurende wereldwijde vraag naar olie. Volgens de industrie en onafhankelijke scenario’s zal de vraag naar olie tot minstens 2040 blijven toenemen, maar wel in een afnemend tempo.
Deze voorspellingen staan in sterk contrast met oproepen om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5 graden Celsius boven het pré-industriële niveau. Zoals uit analyses van het Intergouvernementele Panel inzake Klimaatverandering en andere analyses van experts is gebleken, moet het oliegebruik zijn piek bereiken rond 2030 en daarna afnemen tot een veel lager niveau rond 2050, wil dat klimaatdoel bereikt kunnen worden.
Grote oliebedrijven lopen voor op de concurrentie als het gaat om het creëren van infrastructuur voor sommige koolstofarme brandstoffen. Aangezien ze in feite grote technische bedrijven zijn, hebben ze een voorsprong op het gebied van waterstoffen en CO2-opslag, die nieuwe gebruiksmogelijkheden bieden voor de bestaande infrastructuur. Als het gaat om zonne-energie, batterijen en op het vasteland verkregen wind- en kernenergie, hebben oliebedrijven die voordelen op het gebied van infrastructuur en kennis niet. Een overstap naar deze sectoren kan dus problematisch zijn.
Verandering kost tijd
Oliebedrijven kunnen niet van de ene op de andere dag veranderen, zelfs niet als beleidsmakers dat willen. Ze moeten rekening houden met hun aandeelhouders. Een analyse van het Carbon Disclosure Project laat zien dat bij oliebedrijven die eigendom zijn van investeerders momenteel 1 tot 4 procent van de kapitaalinvesteringen naar koolstofarme energiebronnen gaat. Bij nationale oliebedrijven is dat gemiddeld krap 1 procent. Deze percentages zullen aanzienlijk omhoog moeten, wil er daadwerkelijk verandering komen.
Talloze rapporten beschrijven aandeelhoudersresoluties bij olie- en gasbedrijven gericht op het klimaat. Veel van die ingediende resoluties haalden het echter niet in de afgelopen vijf jaar en het aantal acties nam tussen 2016 en 2018 af. Toch leidden deze pogingen tot meer discussie over het klimaat tussen aandeelhouders en het management. De recente opleving in de aandacht voor klimaatstrategie bij bedrijven en investeringen heeft zeker ook te maken met belangen van investeerders, maatschappelijke druk, het politieke klimaat en groeiende concurrentie van andere technologieën.
Big Oil moet niet alleen een afweging maken als het gaat om de economische voordelen van investeringen in schone energie, maar zich ook realiseren wat het risico is van een strategie die blijft inzetten op fossiele brandstoffen.
Uit diverse wetenschappelijke studies is gebleken dat bijna 85 procent van de reserves aan fossiele brandstoffen onder de grond moeten blijven, om de wereldwijde temperatuurstijging onder de 2 graden Celsius te kunnen houden. Toen het eerste door vakgenoten getoetste artikel hierover in 2009 verscheen in een wetenschappelijk tijdschrift, daalden de aandelen van oliebedrijven met meer dan 2 procent in de daaropvolgende twee weken.
Fossielebrandstoffenbedrijven lieten in de afgelopen jaren een onderprestatie zien op de S&P, de Amerikaanse aandelenindex. Die trend wordt aangevoerd door de Amerikaanse steenkoolsector, die sinds 2007 80 procent van zijn waarde verloor.
Elk oliebedrijf zal de klimaatuitdaging op zijn eigen manier tegemoet treden. Sommige zullen intern expertise ontwikkelen op het gebied van hernieuwbare energie, als daar geld voor is. Het is echter waarschijnlijker dat grote bedrijven zoals Total en Shell kleinere bedrijven opkopen die over strategische know-how beschikken.
Het is positief dat oliebedrijven de investeringen in koolstofarme energie elk jaar verhogen. Hoewel ze op een laag niveau begonnen, suggereert de snelle groei dat, als men deze houding volhoudt, ze binnen tien jaar behoorlijk fors kunnen zijn.
Groene toekomst
Uiteindelijk zal de investeringsstrategie altijd bepaald worden door het rendement. Als investeringen in olie en gas een verwacht rendement van 15 procent opleveren en koolstofarme investeringen slechts 7 procent, dan zal het geld naar de fossiele brandstoffen vloeien. Om dit te kunnen veranderen, zullen er grote prijswijzigingen en veranderingen op de markt moeten plaatsvinden. Die moeten wellicht aangestuurd worden door overheidsbeleid, bijvoorbeeld in de vorm van CO2-belastingen.
Het lijkt erop dat bedrijven interesse hebben in nieuwe mogelijkheden en de plicht voelen zich erin te verdiepen, maar een duidelijke routekaart naar transitie ontbreekt. Wij denken dat het voor de energie-industrie en partijen die begaan zijn met het klimaat essentieel is in gesprek te blijven en te zoeken naar mogelijke beleidswijzigingen die het voor oliebedrijven financieel aantrekkelijk maken om te investeren in een koolstofarme toekomst.
De auteurs zijn transportdeskundigen aan de Universiteit van Californië (Davis). Bron: IPS/The Conversation